De Limburger, 10 augustus 2024

We kregen thuis een voorproefje van het geweld van de natuur. Bij de laatste heftige regenbui – we zagen het al aankomen, het was zo’n haast tropische ontlading waarbij het water recht naar beneden stort – gutste het water onze kelder in. Manlief met de waterstofzuiger in actie en ik de emmers de trap op sjouwen, naar buiten, de regen in. Telkens keek ik naar boven, kwam er al wat licht in het wolkendek? We hielden het inkomende water niet bij.

Het was een piepkleine gebeurtenis, in het licht van de wereld, en toch trof het me – de kwetsbaarheid van de mens. Zoiets maakt je nog ontvankelijker voor al het wereldleed dat je dagelijks bereikt. Daarom vind ik het leuk om naar de Olympische Spelen te kijken.

Kijk, daar komen de zwemmers op, als filmsterren, de een met brede passen, de lange jas openhangend, met wilskrachtige blik, de ander met koptelefoon op, in zichzelf gekeerd. Kijk, nu ontdoen ze zich van hun jassen en klimmen op het startblok. De verbazingwekkend lange bovenlijven. Nu gaan ze in hurkzit, hun tenen grijpen de rand van het blok. En dan schieten ze het water in. Afschakelen – dat is wat de Olympische Spelen doen. De radio heeft zich even van de wereld afgewend. Geen driftige gesprekken, maar uitgelaten, bezielde stemmen: o, wat een talent, doorzettingsvermogen, schoonheid! Zo kunnen we het verdriet in de wereld even achter ons laten, even vergeten.

Maar het haalt ons razendsnel in. We worden naar doem en verderf getrokken als vliegen naar het kadaver. Het zit in de natuur, begrijp ik, we zijn zo geprogrammeerd – de mens is nu eenmaal altijd op zijn hoede voor wat hem bedreigt. Maar wat helpt het? Wat kunnen we ermee veranderen? Wat kun je doen?

Daarom kijk ik met bewondering naar de 79-jarige Maastrichtenaar Eduard Disch die nu al dertig dagen op een kampeerstoel voor de deur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst in Den Haag zit. Wit pak, witte hoed. In hongerstaking. Hij gaat pas weg als er een pardon komt voor de driehonderd kinderen die hier geboren en getogen zijn, maar dreigen uitgezet te worden. Zoals de elfjarige Mikael, die terug moet naar Armenië, maar nog nooit buiten Nederland is geweest. ‘Ik heb mij nooit iets aangetrokken van regels die niet kloppen,’ zei Disch, oud-directeur van een daklozenopvang, tegen een verslaggever van De Limburger.

Daarom kwam de uitzending van Zomergasten, met een jonge Nederlands-Palestijnse fotograaf die zich in het geweld van bezet Palestijns gebied begeeft, bij veel mensen met ontregelende kracht binnen: de toeschouwer tegenover de mens die ervoor koos er middenin te zitten – om het verre, onbevattelijke leed vast te leggen. En die alvast vooruitloopt op het mogelijke ‘martelaarschap’, de dood. Ik doe nog een rondje zwemmen.