De Limburger, 24 augustus 2024
Je hebt mensen voor wie je bestaat en mensen voor wie je niet bestaat. Dat verbaast me vaak in het sociale verkeer. Er zijn mensen die het liefst door je heen zouden willen lopen als je op straat of in de supermarkt in de weg staat, en er zijn mensen die je zien, die even oogcontact maken: ga ik opzij of ga jij opzij? Zulke mensen glimlachen even. De glimlach van de beschaving.
Ik denk terug aan mijn leven in Zuid-Afrika. Daar word je in het Zoeloe begroet met ‘saubona’: ik zie jou. Dat geeft te denken. In plaats van mensen in hokjes te stoppen, zoals de trend is, zou ik een onderscheid willen maken tussen mensen die je zien en mensen die je niet zien. Mensen die de ander niet zien: ze kijken tijdens een borrel alvast over de schouder van hun gesprekspartner. Ze zitten naast iemand tijdens een dinertje, maar praten alleen met de persoon aan de overkant.
In plaats van aan iemand een identiteit op hangen, lijkt het me zinvoller om te kijken wie iemand is: een persoon met een eigen verhaal, met ideeën die voortkomen uit een bepaalde, individuele ervaring, met een blik op de wereld die niet noodzakelijk voortkomt uit de ideeën van de groep waar hij wel of niet toe behoort (vrouw, jongere, Marokkaan, queer, moslim, Surinamer, oude witte man, migrant).
Je zult maar gouden medailles hebben gewonnen op de Olympische Spelen en dan vooral de voorbeeld-asielzoeker zijn, een paradepaardje. Je zult als vrouw met een migratie-afkomst maar een kritische blik hebben – altijd heb je een dubbele agenda. Je zult maar Mikael zijn, 11 jaar, je staat te trappelen om naar de middelbare school te gaan maar je moet het land uit, omdat de nieuwe politiek je als showcase gebruikt, om te laten zien dat we ‘niet buigen’. Minister Faber houdt haar rug recht, eindelijk!
Maar wie zijn die mensen die anderen zo in een hokje stoppen? De afgelopen week brachten diverse media portretten van nieuwe Nederlanders, vanwege de 18 miljoenste inwoner die we officieel hebben aangetikt – vrijwel zeker een migrant. En wat vertellen ze? Dat Nederlanders aardige, open, behulpzame mensen zijn, praatlustig en vaak nieuwsgierig. Met andere woorden: de meesten van ons zien anderen, ook nieuwelingen, wel degelijk als individuen.
Maar mevrouw Faber is politica en ziet Mikael niet. Ook allerlei andere mensen aan tafel ziet ze niet, mensen die zeggen: deze jongen kan niet naar huis, want hij ís al thuis, juristen die zeggen: maar hier geldt toch zeker het kinderrecht en het Verdrag voor de Rechten van het kind? Kijk er nog eens naar. Maar mevrouw Faber is niet erg wakker. Ze had Mikael politiek kunnen gebruiken om het punt te scoren dat haar ‘strengste asielbeleid ooit’ óók menselijk is. Maar nee. Ze kijkt naar de overkant, de leegte in.