De Limburger, 19 oktober 2024
Hoe moet je omgaan met politieke leidersfiguren die met democratische middelen aan de poten van de democratie zagen? Die floreren in een rechtsstaat die ze zelf graag een kopje kleiner maken? Het is de achilleshiel van elke democratie. In Amerika zijn veel mensen terecht boos over de manier waarop diverse media Harris en Trump benaderen: alsof het twee vergelijkbare kandidaten zijn, van hetzelfde gehalte.
Terwijl: aan de ene kant heb je een vicepresident, een vrouw van kleur van bescheiden komaf, die economie en rechten studeerde en zich gaandeweg opwerkte tot openbaar aanklager. Die met sociaalliberale ideeën het land beter wil maken, die oproept tot verbinding. Aan de andere kant heb je een oud-president, een zakenman geboren met een gouden lepel in zijn mond, die veroordeeld is voor fraude en het betalen van zwijggeld. Die de uitslag van de vorige presidentsverkiezingen niet erkende en zijn aanhang opzweepte tot verzet – wat leidde tot de bestorming van het Capitool waarbij doden vielen. Die op het podium tekeergaat met een schrikbarende toename van inktzwarte taal tegen migranten, vrouwen en iedereen die tegen hem is. Die nu zelfs dreigt het leger op ze af te sturen als hij niet wint.
En deze twee kandidaten worden dan vaak netjes gewogen in de media: enerzijds, anderzijds. De een herhaalt doelgericht zijn rabiate leugens, de ander zegt ook weleens iets wat niet klopt – en zie er verschijnt een tabelletje met foutieve uitspraken aan beide zijden. Het fenomeen heet ook wel ‘both-sidism’: het creëren van een vals idee van balans. Vooral in de journalistiek kan het lastig zijn. Hoor en wederhoor is immers elementair, je wilt beide kanten belichten. Maar wat als één kant je informatie voert die willens en wetens bedoeld is om te ontregelen en op te stoken?
‘Ik tweet wat ik wil’, zei Wilders toen hem gevraagd werd of hij met zijn tweets niet de boel verdeelt in plaats van verbindt. Om te tweeten heb je niemand nodig, maar vervolgens is er wel een hele reeks journalisten die zijn tweets aandacht geeft. Zo heb ik er telkens moeite mee wanneer over Wilders gezegd wordt dat hij een ‘geweldige debater’ is. Hoezo geweldig? Zeg je dat ook tegen een pestkop die een klasgenoot op verbaal virtuoze manier uitscheldt?
Ik moet dezer dagen geregeld aan Gerd Leers denken. De oud-burgemeester van Maastricht en voormalig minister Migratie in kabinet Rutte I werkte nauw met Wilders samen. Afgelopen november, daags na de uitslag van de verkiezingen met Wilders als grote winnaar, waarschuwde hij in een interview: ‘Tel je vingers na. Je voelt je altijd min of meer bekocht. Je hebt een deal, maar richting zijn achterban zal hij daar afbreuk aan doen. Hij is opposant van zijn eigen coalitie. Dat gaat je opbreken.’