Ik geef ze een hoop aanzien

Danseres Jin Xing

[NRC Handelsblad, 4 juni 2005]

Toen Jin Xing een mager jongetje van negen jaar was, wilde hij met alle geweld naar de militaire dansopleiding van het Chinese Volksbevrijdingsleger. Zijn moeder weigerde, ze wilde haar zoon op zo’n jonge leeftijd niet kwijtraken aan een instituut dat volledige loyaliteit en strenge discipline vereiste. Maar de jongen hield vol: hij wou beroemd worden en dat kon als je danste in het Rode Leger. Koppig weigerde hij te eten. Na twee dagen zwichtte zijn moeder.

De anekdote toont de hardnekkige wilskracht van de jonge Jin Xing, een wilskracht die hem naar een duizelingwekkend leven zou voeren. Op z’n achttiende is hij, inmiddels ‘kolonel Jin Xing’, de beste militaire danser van China. Een jaar later wint hij een beurs om in de VS moderne dans te studeren. Daar, in het New York van de late jaren tachtig, volgt de bevrijding. Niet alleen van de discipline van het leger, de communistische doctrine en het statische Chinese ballet, maar ook van zijn verwarrende seksualiteit. Lange tijd dacht hij dat hij homoseksueel was, maar in de New Yorkse homoscene voelt hij zich niet op zijn plaats en steeds krachtiger dringt zich het besef op dat hij in een verkeerd lichaam zit.

Dan is het voorjaar 1989, op het Plein van de Hemelse Vrede in Peking wordt het studentenprotest bloedig neergeslagen en als gevolg daarvan krijgt Jin Xing in Amerika politiek asiel. Hij danst in de gezelschappen van Paul Taylor, Alvin Ailey en Murray Louis en vertrekt dan naar Europa, naar Rome en Brussel, waar hij danst en doceert. Intussen begint het heimwee naar China te knagen. Maar wat nog meer knaagt: hij voelt zich vrouw en is vastbesloten van sekse te veranderen. Maar waar? In Europa en de VS zijn de operaties onbetaalbaar. In China is seksualiteit taboe en sekse-veranderingsoperaties zijn nog nooit uitgevoerd. Jin Xing besluit toch terug te keren naar China. ‘Ik ben Chinees,’ zal ze later zeggen, ‘en ik wilde als vrouw opnieuw geboren worden in China.’

In Peking vindt Jin Xing een vrouwelijke plastisch chirurg die bereid is de operatie uit te voeren. Maar dan duurt het nog twee jaar voordat hij toestemming krijgt van het leger – officieel is hij nog een militair. De operatie slaagt, maar er is een cruciale zenuw aangetast en Jin Xing wordt verlamd wakker: de nachtmerrie van elke danser. Na drie maanden intensieve therapie kan ze haar tenen bewegen, na een half jaar loopt ze weer en anno 2005, tien jaar na haar operatie, is ze de eerste danser in haar eigen hedendaagse balletgezelschap in Shanghai, ‘Jin Xing Dance Theatre’.

Een ongelooflijke maar ware Chinese geschiedenis, onlangs door Jin Xing vastgelegd in een beknopte autobiografie, in het Frans verschenen onder de titel ‘Rien n’arrive par hasard’. In Parijs is Jin Xing inmiddels een coryfee. Vorig jaar was ze in de Franse hoofdstad met haar produktie ‘Shanghai Tango’ en meteen een sensatie: dagenlang was ze niet weg te slaan van radio en tv. Uitgeverij Robert Laffont benaderde haar voor een boek en zo verscheen haar levensverhaal allereerst in het Frans. Binnenkort komt een Engelse, Duitse en Spaanse editie uit – Robert Laffont heeft alle internationale rechten, behalve de Chinese.

‘De Chinezen moeten nog even wachten,’ glimlacht Jin Xing, moeder van drie geadopteerde kinderen met wie ze in een oud huis in de voormalige Franse concessie woont. Voor het Chinese publiek zoekt ze een serieuze uitgever, die niet alleen uit is op een snel succesnummer. Bovendien wil ze een eerlijk boek, en haar verhaal ligt nog steeds gevoelig bij de autoriteiten. Hoewel heel China weet dat danseres Jin Xing ooit een man was, is haar gedetailleerde persoonlijke geschiedenis nog altijd taboe. ‘Voor jonge mensen ben ik een symbool van individualiteit,’ zegt ze. ‘En dat is precair.’

‘YI, ER, SAN, SI!’ Alleen haar diepe stem herinnert nog aan de man, de kolonel Jin Xing. Ze repeteert haar choreografie op Carmina Burana van Carl Orff, waarmee ze binnenkort naar  Parijs gaat. Haar dansstudio ligt op de vierde verdieping van het Shanghai Grand Theatre, een architectonisch prestige-object. Aanvankelijk was Jin hier in vaste dienst, maar sinds twee jaar leidt ze haar eigen hedendaagse dansgezelschap, zonder enige staatssubsidie. Dat is uniek in China, waar elk theater of gezelschap staatseigendom is, en moderne dans veelal als on-Chinees wordt gezien.  ‘Wij bedruipen onszelf door veel commercieel werk te doen,’ zegt Jin. ‘We hebben een goede naam.’

Af en toe krijgt ze – zoals elke kunstbeoefenaar in China – bezoek van het Cultuur Bureau, het officiele censuurorgaan, al blijkt dat vooral pro forma. ‘Artistiek gezien kan ik doen wat ik wil,’ zegt ze. ‘Ze vinden me weliswaar eng, omdat ik telkens grenzen overschrijdt, maar tegelijkertijd ben ik hun paradepaardje. Met mij kunnen ze zeggen: kijk ‘ns hoe vrij, vooruitstrevend, tolerant wij zijn in China! Ik geef ze een hoop aanzien. Als Blair of Chirac op bezoek komt, sta ik bovenaan de gastenlijst.’

Jin Xing, ‘Rien n’arrive par hasard’
Ecrit avec la collaboration de Catherine Texier. Traduit du Chinois par Stephane Leveque et Isabelle Verhaegen Kegel.
Editions Robert Laffont.
224 p.
19 euro
ISBN 2 221 09920 6

[terug naar beginpagina]
[terug naar overzicht publicaties China]