Overig

ONDERTUSSEN IN DE HOOFDWACHT

over Common Carnaval, een project door, voor en met inwoners van de stad Maastricht, vluchtelingen en nieuwkomers.

download

 

 

 

 

 

 

ONDERTUSSEN IN DE HOOFDWACHT

Petra Quaedvlieg, 21 december 2016

Maandag 11 januari 2016

An aid convoy has reached the besieged rebel-held Syrian town of Madaya, bringing vital food and medicines. Distribution will continue through the night to 40,000 people who have been trapped for six months by a government blockade and are without aid since October. The UN says it has received credible reports of people dying of starvation. Simultaneously, aid lorries entered two villages besieged by rebel forces in the northern pro 

[nieuws uit Syrië van 11 januari 2016, telkens nieuws van de dag van de datum]

Terwijl Prins Bastiaan I het Vrijthof oversteekt, vanaf café In den Ouden Vogelstruys waar hij zojuist even rustig koffie dronk met Tempeleers John en Guy, zijn kersverse secondanten tijdens het komende carnaval, ijsbeert Ali door het kantoortje van De Hoofdwacht, hardop de woorden herhalend die hij zo dadelijk zal gaan zeggen.

Bastiaan Klomp fronst zijn voorhoofd onder zijn prinsensteek. Het is gaan miezeren en Guy klapt gauw de paraplu open om ervoor te zorgen dat de Prins droog blijft. Bastiaan is zich nauwelijks bewust van het druilerige weer. Hij probeert zich te concentreren, maar zijn gedachten vliegen alle kanten op. Hij is niet helemaal gerust op wat er staat te gebeuren.

Tempeleer Guy Bannier, de opper, heeft hem in de Vogelstruys met groot enthousiasme verteld over een project van theatermakers, kunststudenten en vormgevers die samen met een groep vluchtelingen een tijdelijke carnavalsvereniging hebben opgericht. Er is een Raad van Elf geformeerd en ze hebben een ruimte waarin de komende weken de pekskes gemaakt gaan worden: hier recht tegenover, in de Hoofdwacht! Onder de naam Common Carnaval gaan studenten en vluchtelingen samen met inwoners van de stad werken aan een eigen wagen met een eigen troupe, geheel in de Mestreechter Geis: met pleseer en sjariteit.

Prins Bastiaan had zijdelings wel iets opgevangen in de afgelopen weken, een initiatief met vluchtelingen, maar hij had andere dingen aan zijn hoofd – in vier weken tijd had hij tweehonderdvijftig bezoeken afgelegd om klaargestoomd te worden voor zijn rol als Stadsprins. En nu Guy het zo allemaal opsomt, raakt hij enigszins van slag: iArts, Het Geluid, Bureau Europa, Fashionclash…dat zijn wel heel veel kunstinstellingen.

Geestdriftig vertelt Guy verder, over de Syrische jongen uit het asielzoekerscentrum die gevraagd is om de rol van prins op zich te nemen. Ali heet hij. Die jongen had er afgelopen Kerst voor gezorgd dat alle kinderen in het azc cadeautjes kregen.

De miezer is overgegaan in regen en Bastiaan schopt een steentje weg, terwijl Guy en John vrolijk kletsen over wat er de komende weken allemaal op het programma staat voor de Prins. Gisteren was zijn vuurdoop: op de Markt onderging hij de gedaanteverwisseling van Groeten Oonbekinde in Hoegen Hoeglöstigheid. Het wordt hard werken en veel plezier maken.

Bastiaan loopt en denkt. Een carnavalsvereniging met vluchtelingen…bedacht door een groep kunstzinnige types…Hoe moest hij dit plaatsen? Wat zouden ze uitdragen? Hoe zouden ze hun rol zien? Ging dit een kunstje worden? Zou het puur zijn?

 

Ali zweet. Het is benauwd in het kamertje. Samen met Nour neemt hij de speech die ze samen geschreven hebben nog eens door. Op het schermpje van zijn mobiel lopen berichtjes binnen. ‘Ga mee naar het Vrijthof! Er wordt een vluchtelingenprins gekroond!’ Hij barst in lachen uit en laat het bericht aan Nour zien. Prins Ali I, hij kan het niet bevatten. Hij, Mohamad Mohamad Ali, een eenentwintigjarige Syriër uit een asielzoekerscentrum? Hij pakt het tijgermasker waarachter hij zich zo meteen zal verbergen, wanneer de trommel roffelt en hij met de elf anderen de grote zaal binnen zal lopen, en drukt het op z’n achterhoofd.

 

We bevinden ons in de Hoofdwacht, het vroegere commandocentrum van de militairen in Maastricht, de centrale post van waaruit de schutterijen hun wachtrondes konden maken, waar de stadswachten verbleven en waar de sleutels van de stadspoorten werden bewaard – thans het hoofdkwartier, het kloppend hart, van Common Carnaval.

Het is 11 januari 2016, een maandagochtend om half twaalf. De sfeer is verwachtingsvol. Er hangt iets in de lucht. Volk van uiteenlopend pluimage stroomt de zaal binnen, gemeenteambtenaren, zakenlui, studenten, vrijwilligers, kunstenaars, journalisten en vluchtelingen. Men drinkt koffie en knabbelt aan Syrische koekjes met sesamzaad en walnoten. Cameralui duwen zacht maar dwingend mensen opzij om hun apparatuur te installeren.

Bastiaan schudt handen en praat, luistert, vraagt. Hij is verbaasd, raakt opgetogen, blij, krijgt in een kwartier een enorme dosis energie. De studenten en vluchtelingen vertellen in het Nederlands, Engels, Arabisch en met armgebaren, wat ze doen, meemaken, ervaren. Ze bedanken hem, wat geweldig dat hij, de Prins van Maastricht, is gekomen, het project omarmt. Hij spreekt een man, een dertiger, die achter een naaimachine zit.

‘A tailor from Mosul’, zegt Nour die erbij is komen staan om te vertalen. De man, klein van stuk, kortgeknipt baardje, vertelt dat hij nu twee weken in Nederland is, dat hij vier weken geleden nog op een bootje zat en dat hij blij, dankbaar is dat hij hier iets kan betekenen. Bastiaan voelt een sjevraoj, een rilling, over zijn rug en denkt: ja, dit is heel bijzonder, dit is puur… De ceremoniemeester heeft het woord al genomen en voor hij het weet moet hij het woord voeren. Hij spreekt, in Maastrichts dialect, in het Nederlands, in het Engels: wij, hier in Maastricht, bieden jullie onze gastvrijheid aan en er is geen betere weg dan Vastelaovend!

 

Op de witgedoekte tafel staat de steek klaar, voor de Prins van Common Carnaval. Het hoofddeksel oogt oosters en bourgondisch, het glinstert rood en goud. Het ligt daar te pronken, de drie pauwenveren parmantig de hoogte in. Muziek barst uit de speakers, de Raad van Elf treedt binnen, in hun midden de onbekende met het masker. De elf stellen zich voor: Yara, Nour en Hadeel uit Syrië, Ali uit Irak, Mazen uit Duitsland, Jonathan uit Noorbeek, en de iArts-studenten van Zuyd Hogeschool: Gerold uit Paramaribo, Bibi uit Maastricht, Abel uit Arnhem, Willow uit Brighton en Jasper uit Aken.

Jasper Wüller voert het woord, hij vertelt met grote gebaren over het idee, hoe het ontstond uit een projectopdracht met vluchtelingen. Hij spreekt over grenzen, de grenzen in ons hoofd die we moeten afbreken, over carnaval als voertuig voor het slechten van die grenzen. Dit is het begin van een nieuwe beweging!

Tromgeroffel. De onbekende treedt uit de rij, Abel stapt naar voren – en trekt het masker af. Donkere, stralende ogen, een lach van oor tot oor. Eén ding is zeker: dit wordt een vrolijke Prins. Als het applaus wegebt pakt hij de microfoon.

‘Mijn naam is Ali,’ zegt hij – en hij vergeet zijn tekst. De speech die hij met Nour maakte is in zijn hoofd verdampt, in rook opgegaan.

Hij knippert even met zijn ogen, een fractie paniek, droge mond, en dan is het ineens doodeenvoudig, de woorden rollen over zijn lippen: ‘Ik kom uit Syrië, uit een klein dorp in het noorden. Ik heb een Koerdische vader en een Arabische moeder. Naar Nederland komen was voor mij erg beangstigend. De cultuurverschillen, maar ook de verandering van Ali, de student Landbouwkunde, in zomaar een nummer, een vluchteling. De stad verwelkomde me en steunde me. The city made me feel me again. Aan Maastricht en de mensen van Maastricht: thanks from the heart!’

            In de rij van de Raad van Elf kijkt men iets opzij, of naar de grond, ontroerd, er worden tranen weggepinkt. Maar daar is Bastiaan I die de steek van de tafel pakt en Ali aankijkt: ‘Ben je er klaar voor?’ Een moment later slaat Bastiaan een arm om Ali’s schouder en poseren ze gebroederlijk, de westerse en de oosterse Prins, met big smiles voor het oog van publiek en camera’s.

 

 

Donderdag 14 januari

 

A second batch of aid reached a besieged Syrian town and two trapped villages on Thursday and the United Nations accused rival factions of committing war crimes by causing civilians to starve to death. The British-based Syrian Observatory for Human Rights, which monitors the war, said aid trucks had entered the town of Madaya near the border with Lebanon, and the villages of Kefraya and al-Foua in Idlib province in the northwe

 

De confetti van maandag is neergedaald, de Hoofdwacht is vol in bedrijf: trefcentrum, atelier – een zaal vol tafels met naaimachines, kledingrekken, hopen zwarte en gekleurde jaspanden en patronen. In de hoek strekt een lakzwarte vleugelpiano zich uit, wachtend op een adempauze. Op het deksel ligt de steek van Ali, als een pronkstuk in de opkamer.

Safwan, de kleine kleermaker in spijkerbroek en sweater uit Irak, laat de naaimachine snorren. Hij is al dagen aan het werk. In anderhalf uur, zegt Nour, maakte hij de steek van Ali. Safwan lacht, hij spreekt maar een paar woorden Engels en heeft trouwens niet veel tijd om praatjes te maken. Wat er allemaal nog moet gebeuren! Hij wijst naar de berg stoffen op de tafels.

Nou goed, even een sigaretje bij de deur. Terwijl hij de rook uitblaast, haalt hij z’n mobiel uit zijn broekzak. Een paar weken geleden maakte hij de overtocht naar Europa met zijn vrouw en twee kleine kinderen. Geen foto’s van zijn gezin, nee, nee, hij laat zien wie hij is: een kleermaker uit Mosul, gespecialiseerd in het maken van luxe gordijnen. Met zijn duim schuift hij de foto’s door. Niet zomaar gordijnen, nee, het zijn creaties: weelderige, kleurrijke doeken dooraderd met goud- en zilverdraad. Hij knikt. ‘I feel so welcome.’ Daarom wil hij, ja moet hij achter de naaimachine zitten.

Daar is Romy met wat mondvoorraad: broodjes, kaas, mandarijnen, bananen en chocolaatjes. Wie heeft er trek? Hassan en zijn vrouw nemen schoorvoetend een stoel. Hassan Kamel Ghadri, een vriendelijke, wat gezette veertiger met snor, vertelt dat hij een bouwkundig ingenieur is uit Idlib, Noord-Syrië, niet ver van de Turkse grens. Hij wil graag helpen met de wagen, maar die is er nog niet.

Romy Roelofsen, docent iArts, initiatiefnemer en projectleider van Common Carnaval, zucht. ‘We hebben er wel een, maar die is niet goed.’ Er moet een platte kar komen, die voldoet aan alle veiligheidsvoorschriften. Godzijdank hebben De Tempeleers hulp aangeboden. ‘Fantastische club,’ zegt Romy. ‘Ze hebben ons meteen omarmd.’

Ook Abel en Nour schuiven aan. Abel, student iArts, zou wat publiciteit regelen, maar is langzamerhand een fulltime pr-manager aan het worden: de aanvragen voor interviews met Prins Ali de Eerste zijn niet meer bij te benen. Cameraploegen en radioverslaggevers uit het hele land staan klaar om af te zakken naar het zuiden om de eerste ‘vluchtelingenprins’ in beeld te brengen.

Abel Enklaar somt op: RTL4, Jinek, Een Vandaag, Langs de lijn, BNR, en net belden de Vlamingen van de VRT. Ze willen zowel voor radio als voor tv een verslaggever sturen. Gisteren bracht De Volkskrant een paginagroot artikel: ‘Gevlucht uit Aleppo is Ali nu prins carnaval in Maastricht’. Foto van Ali in vol ornaat op het Vrijthof, met Abel en Jasper als secondanten.

Sindsdien is het een gekkenhuis. Abel houdt nu alle media af. ‘Niet nu, later,’ laat hij ze weten. ‘Nee, zeg, we moeten nu eerst aan de slag. Het gaat om het héle project, niet alleen om Ali. Het beeld wordt scheefgetrokken.’ Op de snelle nieuwssites leest hij berichten terug met koppen als De eerste Syrische carnavalsprins in Maastricht en In Maastricht is Prins Carnaval een vluchteling.

Ook Nour schudt zijn hoofd: het mag niet ten koste gaan van aandacht voor de Big Prince – koosnaam van Prins Bastiaan onder de vluchtelingen.

 

Nour -wie met Nour Khatib praat, praat snel over heel veel dingen tegelijk. En niet over de regen in Nederland, of over het eten. Als je over Syrië praat, zegt hij, moet je ook over Palestina praten, over Libië, Libanon, Egypte. Syrië bestaat pas zeventig jaar, een land met tientallen bevolkingsgroepen. Kijk naar hemzelf, zijn moeder stamt af van arme zigeuners uit Rome, zijn vader is een echte Arabier, uit een welvarende familie. Ze wonen nu in Duitsland, net als zijn broer. ‘Ik woon liever hier, minder racistisch.’

In Aleppo volgde hij een financieel-economische opleiding, maar hij is een denker, een schrijver. Praat hem niet van ISIS, het aantal slachtoffers van die club komt niet in de buurt van het leed, de slachting die Assad heeft aangericht. In de gevangenis hebben ze z’n hand gebroken, daar heeft hij nog steeds last van.

Samen met Ali richtte hij Not Just a Number op, een organisatie die vluchtelingen, studenten en inwoners van Maastricht met elkaar in contact brengt. Ali en hij barsten van de ideeën, van de energie, ze willen iets betékenen in Nederland.

Nour lacht en pakt z’n mobiel. Kijk, zegt hij. Kiekjes: Nour als kerstman in het asielzoekerscentrum, Ali tussen de berg cadeautjes die ze voor de kinderen organiseerden. Ali en hij wonen weliswaar in het azc, maar ze zijn er nauwelijks. Altijd op pad, altijd nieuwe plannen, altijd verder.

‘Sinds de revolutie in 2011 in Syrië ben ik aan het rennen,’ zegt Nour. ‘Ik kan niet stoppen, ik heb geen interesse in eten, ik eet wel, maar ik heb er geen interesse in.’

Daarom wordt het trouwens de hoogste tijd dat hij zijn moeder in Duitsland ziet, zegt hij ineens. Hij heeft haar al tijden niet gezien – te druk, te onrustig. Hij wrijft in zijn handen en lacht. ‘Ik wil ruzie met haar gaan maken. Als we ruzie hebben gehad, maakt ze het lekkerste eten van de wereld!’

 

 

Zaterdag 16 januari

 

An attack by Islamic State on the eastern Syrian city of Deir ez-Zor has left at least 85 civilians and 50 government troops dead, a monitoring group has said, with state media denouncing a “massacre”. Syria’s state news agency Sana, quoting residents, said up to 300 civilians were killed in the onslaught. If confirmed it would be one of the highest tolls for a single day in Syria’s nearly five-year war. The bloodshed in Deir ez-Zor came as

 

Bisher Ghadri, de zoon van Hassan, is vandaag zestien geworden. Bisher betekent ‘iets dat je gelukkig maakt’. Happy birthday klinkt door de Hoofdwacht, waar Mohamad Garrout, socioloog uit Aleppo, zijn oed, Syrische luit, tevoorschijn haalt. ‘Het gaat goed met mij,’ zegt Bisher in het Nederlands. Hij kent al een paar zinnetjes, door de boeken van zijn broer. Hij wil net als zijn broer Anas arts worden, medicijnen studeren. Het is een lang traject. Eerst Nederlands leren, dan naar de middelbare school, dan studeren. ‘Maar ik ben nog jong.’

Anas Ghadri voelt zich oud. ‘Al negentien.’ Hij arriveerde als Syrische minderjarige vluchteling in Nederland. Kort na zijn eindexamen in Syrië werd hij door Assad opgeroepen voor militaire dienst. Hij weigerde en vluchtte naar Turkije. Na vier maanden had hij er genoeg van. Hij kon er niets doen, zou nooit vooruit komen. Hij regelde zijn vlucht naar Europa. In een vrachtauto. Non-stop. Waarheen, hij had geen idee. Toen de wagen eindelijk halt hield, trok de chauffeur de deuren open: ‘gefeliciteerd, je bent in Rotterdam’.

De Nederlandse zinnen rollen vrijwel probleemloos uit Anas’ mond. ‘Ik heb half Nederland gezien in azc’s, Rotterdam, Utrecht, Amsterdam, Nijmegen… Maastricht is de beste plek. Het is geen Holland. In Holland heeft niemand tijd. Hier zijn de mensen opener. Er zijn mensen uit allerlei windstreken, Duitsland, België, studenten uit China.’

Mohamad begint te spelen. ‘Ach,’ zegt Anas, ‘dit zijn echte Aleppo songs, heel Syrisch.’ Abel en Jasper wagen een poging tot Arabisch dansen, Yara laat zien hoe het moet: tempo en ritme in de heupen. Nour en Ali springen ertussen, en nog een paar jongens met vol zwart haar, strak in model geknipt. En ook een blond, engelachtig meisje, dat licht afsteekt tegen al de donkere hoofden. Wie niet danst, klapt uitgelaten mee op de muziek.

Een oudere dame met opgestoken haar, de lippen gestift, een kasjmier sjaal om de schouders, kijkt toe bij de ingang van de Hoofdwacht. In haar werkzame leven was ze hoofd van een basisschool. ‘Ik vind de beleving van de mensen geweldig. Hoe ze hiervan genieten, hier in het centrum van Maastricht.’ Ze is er een beetje stil van. Ze kijkt nog eens naar het tableau de la troupe, gecentreerd rond de muzikant, en knikt dan goedendag. ‘Ik kom terug.’

Onderwijl denkt Romy hardop na. ‘Vandaag hebben een paar vrouwen uit Maastricht meegeholpen, maar ik zou eigenlijk een hele club vrouwen moeten hebben.’ Ze moeten meters maken om het allemaal op tijd af te krijgen: de capes voor de Raad van Elf, vijfenzeventig jassen voor de mensen op de wagen. ‘Het gaat natuurlijk niet alleen om helpen, maar ook om ontmoeten, praten, elkaar leren kennen…’

Vanaf het Vrijthof dringen geluiden van een zate herremenie binnen. Nour wrijft in zijn handen. ‘Ha, lawaai! Ik hou van lawaai, van mensen, van beweging, dat is de zigeuner in mij. Carnaval, fantastisch!’

 

 

Woensdag 20 januari

 

President Bashar al-Assad of Syria has confounded many observers by holding on to power for more than four years in the face of a rebellion by a large part of the population. Unlike his former counterparts in Tunisia and Egypt, when protests against his government began in March 2011 he gave orders to crush the dissent, rather than tolerate it, and he refused to meet protesters’ demands. The brutal crackdown by the security forces did not,

 

Vierentwintig jongeren, minderjarige asielzoekers uit het azc en leden van de jongerenraad van Maastricht, zitten in De Hoofdwacht aan een lange tafel, versierd met stroken crêpepapier in rood, geel en groen, de kleuren van Vastelaovend. Romy heeft de organisatie vanavond toevertrouwd aan Ali al Shaheen, de andere Ali uit de troupe. Achttien jaar is hij. Hij heeft lange, donkere wimpers en als hij spreekt, glinsteren zijn ogen. Vijf maanden geleden begon hij Nederlands te leren en hij spreekt het nu met gusto. Net als Ali en Nour reddert hij rond met onbeteugelbare energie. Wel is hij nu nerveus, hoe gaat dit lopen?

Als minderjarige vluchteling kwam Ali al Shaheen naar Nederland via Turkije. Aanvankelijk vluchtte zijn hele familie voor het aanstormende ISIS, weg uit Mosul, naar de hoofdstad Bagdad. Een zus woont nu in Noorwegen, andere gezinsleden in Duitsland. Alleen zijn vader zit nog in Bagdad. ‘Voor oudere mensen is het moeilijk om elders te aarden,’ zegt hij. ‘Mijn vader zou hier nooit kunnen wennen.’

Hij voetbalt bij voetbalclub RKVCL in Limmel, de wijk die aan het asielzoekerscentrum grenst. In Mosul voetbalde hij op hoog niveau. Limmel wilde hem graag hebben, vanwege zijn kwaliteit als verdediger. ‘Niemand passeert mij als ik achterin sta,’ grijnst hij.

Hij doet de schakelklas, samen met gewone Nederlandse jongens en meisjes. Daarna kan hij naar het vmbo. Hij heeft ook goede contacten met scholieren van het United World College in Maastricht die elke week op bezoek komen. Ali, Nour, Anas, Bisher, hijzelf, met z’n allen waren ze uitgenodigd op de International Peace Conference van het UWC, waar ze vier dagen met andere internationale jongeren debatteerden over vrede.

Ali al Shaheen is blij in Nederland. Ja, gelukkig. ‘Ik heb hier veel vrienden gemaakt. Ze zijn mijn familie geworden.’

Er komt friet met zuurvlees op tafel dat kan worden weggespoeld met cola. De jongerenraad van Maastricht heeft een workshop carnaval bedacht: de jonge raadsleden vertellen over de geschiedenis van carnaval en hoe jongeren hier carnaval vieren. De schmink komt tevoorschijn, gezichten veranderen in vrolijk en gevaarlijk, een clown, een piraat, een doodshoofd.

In de groep jonge asielzoekers zijn maar twee meisjes. Nour werpt een blik op hen en zucht. ‘De meeste meisjes mogen niet zonder mannelijke begeleiding de deur uit. Ze hebben goedkeuring nodig. Het is in Syrië erger geworden door de oorlog, door het gevaar. Dit is voor ons een kwestie in het azc waarin we niet genoeg bereikt hebben, om iets te doorbreken in dat rolpatroon.’

De polonaise is ingezet, op een Maastrichtse meezinger van Beppie Kraft, er wordt meegeblert en gedanst, de twee groepen zijn onmerkbaar in elkaar opgegaan. Ze roepen ‘alaaf’ en gaan met elkaar op de foto.

Abel is uit het kantoortje gekomen en leunt tegen de deurpost. ‘Ik vind dit zo mooi,’ zegt hij. ‘De discrepantie tussen wat ze hebben meegemaakt, al die verschrikkingen, en wie ze zijn. Ik ben al geïrriteerd als de batterij van mijn iPhone leeg is. Dan kan mijn hele dag verpest zijn. En deze mensen zitten vol energie, ze willen zo graag iets doen. Ik vind het echt fantastisch om met hen in contact te zijn.’

Ali al Shaheen staat bij de geluidsapparatuur – Happy van Pfarrell Williams klinkt en er wordt geswingd. Een van de twee Syrische meisjes springt in het oog door haar ongedwongen uitbundigheid. Haar naam is Rama Alkhaldi. Ze is een oud-bewoner van het azc in Maastricht. Haar familie kreeg een woning in Gennep, bij Nijmegen, maar zelf kon ze daar niet wennen. Ze had heimwee en besloot alleen naar Maastricht terug te gaan. ‘Ik voelde me verloren in Gennep, afgesneden van mijn vrienden. Zij zijn een soort familie voor me geworden. Gennep is een dorp, heel stil, ik werd daar gek.’ Nu woont ze op kamers in Maastricht.

Romy, Abel en Nour staan te praten in het keukentje van de Hoofdwacht. Als Nour even weg is, fluistert Romy: ‘Nour hoort morgen dat hij genomineerd is als vrijwilliger van het jaar in Maastricht.’ En morgen is de Raad van Elf uitgenodigd op kasteel Schaloen voor een carnavaleske lunch met studenten van de Hogere Hotelschool. Daar wil Nour graag event-management studeren. ‘Kan hij mooi contacten leggen.’

‘Ik heb me dat van tevoren niet zo gerealiseerd,’ zegt Romy, ‘maar er worden voor sommigen echt kansen gecreëerd.’ Ali is gevraagd om samen met Limburgs gouverneur Theo  Bovens te speechen op een internationaal event van de hotelschool, en voor Ali al Shaheen loopt een aanmelding voor het United World College.

 

 

Donderdag 28 januari

 

The Netherlands floated an idea on Thursday to ferry migrants reaching Greece straight back to Turkey to stop a relentless influx into the European Union as EU officials cited a rise in the numbers of those who would not qualify for asylum. The 28-nation bloc has all but failed to curb or control the influx of asylum seekers from the Middle East and Africa, more than one million of whom arrived in Europe last year, mainly via Greece and head

 

Maastricht is gehuld in een sombere winterregen. Natte stoepen, tochtige straten. Een van vocht doordrenkte dag. Hoe voelt een mens uit de droge Levant zich hier? Op de koude tegelvloer in de Hoofdwacht zitten een paar vrouwen kledingstukken aan elkaar te spelden. De stapels zwart-rode mantels op de vloer groeien. De een knipt, de ander speldt, de volgende naait het aan elkaar. Het voorbeeld hangt op een winkelpoot: een mantel met een zwarte en een gekleurde helft.

Het snorren van naaimachines vult het wachtgebouw. Safwan uit Mosul draagt een dikke trui en gebreid mutsje. De goudbrokaten stof onder zijn machine zakt razendsnel. Aan de machine naast hem Brenda Prins, een oudere dame met een volle bos donker haar. Ze is met pensioen en komt een handje helpen. Ze weet van wanten – jarenlang was ze handwerklerares op een vmbo-school. Daar had ze veel nieuwkomers in de klas, vertelt ze. Vluchtelingen van heinde en ver. Zelf heeft ze Indisch bloed.

‘Dit is een mooi initiatief,’ constateert ze nuchter, ‘maar je moet wel iets kunnen. Er moet hier nog veel gedaan worden.’

Brenda kijkt om zich heen, naar de stapels geknipte stoffen die nog genaaid moeten worden. ‘Dit gaat echt te langzaam. Ik ga Zia bellen.’

Zia is een oud-leerling. En een oud-vluchteling, die nu hier in de buurt woont.

‘Die kunnen we wel gebruiken. Hij heeft gouden handjes.’

Een hele moeilijke leerling, vertelt Brenda. Uit Afghanistan, zwaar getraumatiseerd.

‘Hij zegt nu weleens tegen me: Ik was lastig, he?’

Maar wat een gouden handjes, die jongen. ‘Patronen knippen, naaien, met kleine trucjes dingen in elkaar zetten. Een rits repareren. Moet je bij ons mee aankomen, dan wordt het gelijk een hele nieuwe rits.’

Als ze Zia gebeld heeft, komt Rama binnen. Brenda en Safwan proberen haar uit te leggen wat er moet gebeuren met de zwarte lappen stof. Lastige discussie in het Engels. Brenda: ‘hij heeft een andere naaimethode dan ik.’

Als ze allebei weer achter de naaimachine zitten, mompelt Safwan iets. ‘Hij vindt mij eigenwijs’, zegt Brenda. ‘Maar heb je de steek van Ali gezien? Die heeft hij ontworpen. Hij is een ontwerper, daarom vindt hij mij zo eigenwijs. Verschil moet er zijn.’

Ze communiceert met hem via de ogen, zegt ze. Brenda werpt een blik op de handen van Safwan. ‘Ik weet dat hij die naaimachine niet fijn vindt. Hij vindt die van mij beter, maar ik mag toch blijven zitten van hem, haha!’

Safwan pakt een nieuwe lap stof en werpt een blik op Brenda.  ‘Hij weet wat werken is, dat zie je wel,’ zegt ze met bewondering.

 

Bisher komt binnenwaaien. Hij is met Nederlandse les begonnen, kondigt hij vrolijk aan. ‘Valt echt wel mee hoor, lijkt op het Engels.’ Hij wil honderd procent op een studie medicijnen inzetten en daarom is Nederlands leren heel belangrijk. ‘Ik wil niet in het Engels studeren, want mijn hele omgeving wordt Nederlands.’

‘Kom dit eens voorlezen dan,’ zegt Romy uitdagend en ze zwaait met een folder. Bisher leest de eerste zin, haperend maar begrijpelijk.

Tareq en Hadeel komen binnen, het mooie, jonggetrouwde stel uit Damascus. Zij, een fijngebouwde verschijning met lang donker haar, hij met ogen als de zee, groenblauw. Ze zijn blij, ze hebben net een woning betrokken in de Bourgognestraat. Morgen heeft Hadeel een afspraak met met de Faculty of Arts and Social Sciences over het volgen van een master; in Damascus had ze Engelse taal- en letterkunde gestudeerd. Tareq is econoom, hij werkte voor een bank. Gelukkig heeft ze de diploma’s mee kunnen nemen, die van haarzelf en die van Tareq. Tareq heeft de tocht over de Middellandse Zee gemaakt. Zij is met het vliegtuig na kunnen komen. Met de papieren.

‘Damascus is zo’n prachtige stad’, zegt Hadeel. ‘Wij hebben een mooi oud centrum, antiek Damascus, we hebben de zee, we hebben bergen. We hebben veel verschillende gemeenschappen, islamitisch, christelijk, seculier, westers, oosters. Het is zo triest dat we een verschrikkelijke leider hebben. Er is geen leven voor wie niet tot de kliek van Assad hoort. De revolutie was vredig, maar Assad is met het geweld begonnen. Hij dreigde het land in vuur en vlam te zetten als de  protesten niet stopten. Hij heeft woord gehouden.’

Hadeel bereidt zich voor op het Nederlanderschap, op een toekomst hier. ‘Ik wil de Nederlandse gemeenschap als de mijne zien, niet als de andere. Als ik me niet ook Europees voel, dan kan ik hier niet leven. De eerste taal van mijn kinderen zal Nederlands zijn. Maar ik wil ook dat er een connectie met Syrië, met het Midden-Oosten, blijft. Ik wil niet dat mijn kinderen Syrië haten.’

 

In het kantoortje kijkt Abel op van zijn laptop. ‘Ik ben de hele dag met de PR bezig. Is dat niet grappig? Mijn ouders hebben een communicatiebureau. Ik overleg nu ’s avonds met hen over hoe wij dingen aanpakken. Hoe we met de media omgaan. Mijn moeder is woordvoerder bij de provincie Gelderland. Dat ben ik nu voor Ali. Ongelooflijk, na dat stuk in de Volkskrant hebben we de pers afgehouden. Volgens mijn ouders is dat publicitaire zelfmoord, maar de journalisten bellen allemaal terug. Dan zie je dat wij dus echt iets bijzonders doen.’

Niet iedereen vindt het bijzonder, getuige de spam van reaguurders. Na een item over prins Ali bij PowNed, maar ook na het Volkskrant-artikel. ‘Je weet gewoon niet wat je leest,’ zegt Abel. Het gaat van gaan-ze-nu-ook-al-ons-carnaval-afpakken’ tot ordinaire scheldpartijen.

Er zijn ook mensen die spontaan hulp aanbieden. Abel laat een email zien van de voorzitter van het ouderenkoor ‘Ouch Jonk Gewees’ uit Maastricht:

 

‘Met grote belangstelling heb ik de mail over Common Carnaval gelezen. Als voorzitter van het Ouderenkoor Ouch Jonk Gewees, heb ik dit initiatief gelijk onder de aandacht van onze koorleden gebracht. Ons koor bestaat voor het grootste deel uit mensen van om en nabij 80 jaar. U zult begrijpen, dat wij niet mee kunnen komen doen om pakjes te maken en wagens te bouwen. Toch willen wij ons niet onbetuigd laten en binnen de grenzen van het voor ons mogelijke, een ‘steentje’ bijdragen.’

 

Jasper komt het kantoortje binnen en steekt van wal over een discussie in de krant: het mogelijke verbod van jihadi-uitdossingen en boerka’s tijdens de optocht. Op de opiniepagina’s klinkt het dat je alles moet kunnen ridiculiseren, en dus ook boerka’s en jihadisten, net zoals vroeger de priesters en nonnen.

Jasper vindt dat geen steek houden. ‘Dat is toch heel iets anders! Dat is het instituut kerk belachelijk maken, niet een hele religie! En jihadi outfits verbieden, dat is een kwestie van veiligheid. Sommige dingen zijn zo gevoelig, daar kun je niet zomaar grappen over maken. Bovendien kunnen jihadi-pakken geweld uitlokken.’

 

Dan steekt Nour zijn hoofd om de deur. ‘Dit is de gelukkigste dag van m’n leven!’ Hij komt binnen en legt een sleutelhanger op tafel: de sleutels van zijn woning. Nour maakt een dansje.

‘Ik heb net het papier ondertekend dat ik uit het azc ontslagen ben. Ik hoef me niet meer te melden!’

Nu wordt het toch tijd dat Ali ook een woning krijgt, zegt Nour. ‘Hij zit ’t langst in het azc van ons allemaal’.

Over Ali gesproken, zegt Jasper, waar hangt onze prins toch steeds uit? Nour trekt een blaadje uit de binnenzak van zijn jas: het schema van Prins Ali. Op pad met de Tempeleers, met de Big Prince. Naar school, verpleegkliniek, voedselbank….

 

 

Zondag 31 januari

 

The Syrian regime’s delegation to Geneva includes former state security officer Samer Baridi accused of war crimes in Syria, activists confirmed via social media. A picture circulated on social media shows Baridi, former senior officer in city of Duma, arriving in Geneva on Friday with the rest of the regime’s delegation. At the start of the Syrian revolution in 2011, Baridi was responsible for the deployment of snipers on rooftops ac

 

‘Sorry hoor, hoezo prins Ali? Dit is carnavalletje afpakken.’ Tamara Jongerden, projectleider bij Buurttheater Mariaberg, citeert de gevoelens die er leven bij de theatergroep. De groep uit Mariaberg heeft net een ontmoeting gehad met een aantal vluchtelingen, onder wie prins Ali. Niet iedereen uit de theatergroep wilde mee, zegt Tamara. ‘Het heersende sentiment in de groep is: ze moeten van onze carnaval afblijven. Plus: wat doen ze hier überhaupt?’

Het buurttheater maakt sinds 2008 ‘persoonlijk documentair theater’. Er loopt nu een project over armoede, een hot topic. ‘Het gevoel is: wij in Mariaberg zitten echt moeilijk. Gezinnen moeten naar de voedselbank, we zitten met veel werklozen, de woningen zijn klein. En dan komen zij hier en krijgen gelijk een fijne woning, geld, kansen.’

Tamara wilde perse dat de groepsleden tijdens de ontmoeting de gelegenheid zouden krijgen om hun weerstand te uiten. ‘Ik wilde dat ze zich vrij zouden voelen om te zeggen: waarom is dit nodig? Die kans hebben ze gekregen. Dat lucht op.’

Fred Boumans en zijn zoon Mike knikken. Ze zijn allebei actief lid van Buurttheater Mariaberg en wilden absoluut mee. Over en weer zijn de gevoelens op tafel gelegd, zegt Fred. ‘Zij zitten ook met angsten: dat wij hen als criminelen zien, of als inpikkers van banen.’ Het grootste probleem is eigenlijk dat je elkaar niet kent, zucht Fred. ‘Je moet begrijpen, wij worden gebombardeerd met negatieve media, dus er heerst nogal wantrouwen.’

Zoon Mike laat een foto op z’n mobieltje zien: een zwart meisje zit op de grond in een westerse keuken en roert met een pollepel in een pot op een kolenstoofje. Onderschrift: ‘koken met vluchtelingen’.

Tamara: ‘dit soort dingen wordt voortdurend rondgestuurd.’

Mike: ‘We hebben een heel negatief beeld van vluchtelingen door wat er in het nieuws is. Maar ik vind het erg leuk dat ik gekomen ben. Ik zie dat het gewone mensen zijn.’

Fred heeft drie zonen en alle drie zijn ze actief in de wijk, net als hij zelf. ‘In Mariaberg is vijfenzeventig procent van de mensen werkloos. Veel mensen zitten in de schuldsanering en gaan naar de voedselbank. De meeste kinderen kunnen niet op vakantie, hebben weinig te doen, behalve school. Wij organiseren dingen. Met vijftig kinderen elk jaar op kamp. In de wijk zelf soms logeren in het buurthuis, zodat ze een avond iets heel anders doen, weg zijn van huis.’

Een tijdje terug, vertelt Tamara, werden er veel grove grappen gemaakt over buitenlanders. Toen kwam er een project met een operagezelschap met allerlei nationaliteiten, Polen, Duitsers, Iraniërs, Syriërs. ‘En dan gaat het ineens heel goed, dan zijn ze sociaal en geïnteresseerd. En dat komt puur door individuele ontmoetingen. Dus dat is de enige weg.’

 

Intussen zijn er blikjes bier op tafel gekomen. Mohamad Garrout en Jos Netto maken zich op om te gaan spelen. Het duo, Garrout op oed en fluit, Netto met percussie, speelt vaker samen. Bij de eerste tonen van het tweede nummer begint iemand te klappen en dan staat ineens de hele Syrische groep in vuur en vlam, ze zingen mee, klappen, schuiven hun stoel weg, dansen.

Fred en Mike klappen mee.

‘Stel dat jij in een of ander dorp in de woestijn zit en ineens klinkt Beppie Kraft,’ zegt Fred. ‘Dan ben je ook blij!’

De Syrische jongens dansen in een kring, de armen gaan omhoog, de heupen komen los. Rama danst de kring in, zelfbewust, uitdagend, als een stralend middelpunt. Tamara en Fred staan op en doen mee. Mike heeft z’n camera gepakt en filmt. Hij heeft in Mariaberg een muziekgroep opgezet, zegt hij. ‘Er is daar te weinig muziek.’

Als Fred weer op z’n stoel ploft, zegt hij: ‘Gewoon meedoen, he? Die mensen zijn zo blij dat ze hun eigen muziek horen, dat is geweldig om te zien.’

Tamara neemt de hele groep mee in een polonaise op de melancholische tonen van Mohamad Garrout. De slinger groeit aan, deint en kronkelt door de Hoofdwacht als Arabische woorden op papier.

 

 

Donderdag 4 februari

 

The UN estimates the number of internally displaced people in Syria at more than 6.5 million, and Damascus houses the second largest number of IDPs after Aleppo in the north. The number of people inside Syria classified by the UN as “in need of assistance” is 13.5 million. Regime-held parts of the country, safe from air strikes and full of aid agencies, attract those Syrians who are not wanted by security services, and who can make their way s

 

Rama knipt patronen. ‘Ik kan knippen en tekenen. Voor naaien heb ik geen talent.’ Ze komt uit een gezin van vijf dochters. Zij is de vierde. Haar vader is al in de zestig, en niet zo gezond meer. Een van haar zussen trouwde op haar achttiende en woont nu in Koeweit, met man en drie kinderen. De rest van het gezin vluchtte aanvankelijk naar Egypte. Maar dat land bleek vijandig tegenover Syriers. Geen toekomst. Samen met haar moeder en drie zussen maakte ze op een dag de overtocht naar Europa. Haar vader en haar jongste zus bleven achter.

Tien dagen op zee, vier of vijf verschillende boten, rubberboten. ‘Met honderd man, je kon niet goed zitten, je moest je benen opgetrokken houden. We werden opgepikt door een reddingsboot. Daar konden tweehonderd man op, wij zaten erop met zevenhonderdvijftig. De laatste nacht was de zee spiegelglad, en zo donker dat je niets kon zien, dat was zo beangstigend, ik krijg er nog kippenvel van.’

Haar vader en jongste zusje kwamen later na. Haar oudste zus is in Nederland getrouwd en heeft inmiddels twee kinderen. Haar zusje is zeventien en wil gaan trouwen. Rama schudt haar hoofd. ‘Ik begrijp dat niet. Ik heb heel sterk het gevoel dat God het gewild heeft dat ik hier terechtkwam. Voor mij is dit een kans op vrijheid.’

Gelukkig heeft ze haar middelbare school diploma meegenomen. Exacte vakken liggen haar, chemie en natuurkunde. Maar ze is ook altijd goed in tekenen geweest, ze had graag naar de kunstacademie gewild, maar dat mocht niet van haar ouders; ze zijn heel gelovig.

‘Van hun islam mag je niet tekenen of dansen als professie. Ik ben zelf niet gelovig, ik ben seculier, net als veel mensen in Syrië. Ik woon nu met acht studenten in een huis, allemaal Nederlanders.’

‘Ik wil mijn familie laten zien dat ik iets kan, dat ik iets bereikt heb, dat geeft me een enorme drive. Ik wil beroemd worden, misschien wel in de journalistiek, in de politiek, of als actrice. Ik ga die inburgeringscursus zo snel mogelijk doen, zodat ik kan gaan studeren.’

 

 

Vrijdag 5 februari

 

Carnival organizers in Cologne and Bonn, Germany, have started distributing leaflets ahead of next week’s celebrations that explain sexual consent to migrants. “Carnival is a centuries old tradition. People wear fancy dress costumes, celebrate, sing and dance together,” reads the leaflet, which was printed in a number of languages including English, French, Arabic and Farsi, the Daily Mail reported. “In the Rhineland region, ever

 

‘Mijn volledige naam is Mohamad Mohamad Ali. Mijn voornaam is Mohamad, mijn familienaam is Mohamad Ali. Mijn vader is Koerdisch. Hij besloot me Ali te noemen, omdat dat geen moslimnaam is. Mijn vader wilde me niet met een moslimnaam aanspreken, zo werd het Ali. Maar als ik iemand ontmoet die een weerzin tegen moslims heeft, stel ik mezelf voor als Mohamad Mohamad Ali.

Mijn vader is achtenvijftig jaar, hij is een landbouwkundige. Hij studeerde in België en heeft daar ook gewerkt. Mijn moeder is vijftig, zij is een sportlerares en lerares Arabisch. Mijn oudere broer is dertig, hij is advocaat in Aleppo. Mijn zus is zesentwintig, zij is lerares Engels. Dan kom ik, ik ben eenentwintig. Als laatste komt mijn zusje, zij is twaalf.

Mijn moeder is Arabisch en trouwde jong met mijn vader. Ze arriveerde in ons dorp in het zwart, volledig gesluierd, met handschoenen aan. Gaandeweg legde ze alles af. Nu draagt ze af en toe een hoofddoek, maar meestal niet. Mijn moeder is vijftig, maar ze ziet eruit als dertig. Kijk, op deze foto kun je zien dat mijn kleine zusje meer op mijn vader lijkt, zij is donkerder. Mijn zus en ik lijken meer op mijn moeder. Ze heeft een lichte huid en lang, donkerblond haar. Mijn moeder is een moderne vrouw geworden.

Op school was ik een buitenbeentje. Mijn vrienden zeiden: jij bent geen echte Koerd, je bent geen echte Arabier. Ik ben geen moslim, ik ben niet religieus. Op de universiteit was vrijwel iedereen moslim. Dus ik heb mijn eerste integratie-cursus op de universiteit gehad.

In mijn dorp had je cafés en alcohol, geen hoofddoeken. Ik moest op de universiteit Arabisch leren, een nieuwe taal voor mij. Na een jaar accepteerden ze me. Ik werd bekend als de jongen die events en parties organiseerde. Ik wilde studenten in contact brengen met verschillende culturen. Ik nam ze mee naar mijn dorp, Afrin.

Tijdens de oorlog was ik in Aleppo voortdurend op zoek naar plekken waar ik m’n telefoon kon opladen. Er was nauwelijks elektriciteit, soms kon je voor wat geld bijladen op straat. Het werd gevaarlijk in Aleppo. Ik werd soms gewaarschuwd. Er werd tegen mij gezegd: pas op, je probeert groepen bij elkaar te brengen, dat is gevaarlijk. Mijn vader zei: op een dag pakken ze je, op een dag komt een willekeurige partij je halen: Assad, ISIS, de oppositie, de Koerden….

Mijn vader heeft een heleboel geld betaald om mij te beschermen. Hij zei: het wordt doodgaan of gedood worden. Begin 2013 ben ik naar Turkije gevlucht. Toen, zoals zovelen, op de boot naar Griekenland en op een vrachtwagen naar hier.

Ik kom uit de oorlog, ik moet sterk zijn. Ik probeer mijn situatie op een positieve manier te zien, ik ben een vluchteling geworden met goede zin. Ik ben actief, ik ben niet arm, werkloos.

Ik ben tegen elke partij die vecht. Ik zou iets willen doen voor Syrië, iets willen zeggen, maar ik kan niet praten, vanwege mijn vader die nog in Syrië is. Binnen een seconde is hij opgepakt. Mijn moeder en mijn zusje zitten in Duitsland, vorige week zijn ze aangekomen. Mijn vader wil niet, hij heeft daar zijn leven.

Ik heb mijn moeder vier jaar niet gezien. Binnenkort kan ik naar haar toe. Mensen in Maastricht zijn mijn familie geworden. En ik leer elke dag nieuwe mensen kennen. Van Nederland tot Colombia. Willekeurige mensen spreken mij aan. Vandaag een man in het café, hij geeft me een bierviltje met een telefoonnummer en zegt, je moet me bellen, dit is echt interessant. Geen idee waar het over gaat.

Toen we met Common Carnaval begonnen, hebben we al onze plannen stopgezet. We staan elke dag om acht uur op en zijn tot laat in de avond bezig. Om middernacht sluit ik de deur van de Hoofdwacht. Ons doel is mensen te verbinden, vluchtelingen en Nederlanders, zo snel en zoveel mogelijk.

Wat ik leuk vind aan carnaval is dat je niet weet wie wie is. Mensen dansen met elkaar zonder dat ze elkaar kennen en ze hebben het grootste plezier. Prins Bastiaan is een van de meest fantastische mensen die ik ontmoet heb. Genereus en vrolijk. Wist je dat ze in Syrië ook carnaval vieren? Het is een christelijke traditie in vijf steden in het noorden, maar ze vieren het maar één dag.

In Syrië bestaat de bevolking uit meer dan veertig verschillende groepen. Dat wil ik laten zien. Er is een enorme verscheidenheid. Mensen denken, Ali uit Syrië, dat zal wel een moslim zijn. Ik wil laten zien: ik ben Ali, ik ben een individu. Ja, ik woon in een azc, maar ik heb meer contacten met Maastrichtenaren dan met mensen in het azc. In het azc hebben mensen eigenlijk weinig contact met elkaar. Stop een willekeurige groep van zeshonderd Nederlanders bij elkaar, van alle sociale lagen, wat krijg je dan? Ongetwijfeld allerhande ruzies.

Het gaat mij erom: ik zie alleen maar mensen, individuen. Getalenteerde mensen, slimme mensen, domme mensen, religieuze mensen, slechte mensen…. Daarom ga ik niet in op vragen over moslims, of de islam, of islamfobie, of Keulen. Al die media die daarnaar vragen, ik ga er niet op in. Ik wil me verre houden van die discussies. Ik doé dingen. Met internationale studenten hebben we het buddy-project opgezet, elke asielzoeker werd gekoppeld aan een Maastrichtenaar. Na carnaval willen we onder de titel Do you really know? in vijf grote steden tegelijk op dezelfde dag een happening organiseren, we gaan eten combineren met muziek en dat gaan we doen in moeilijke, vluchteling-vijandige wijken, in Amsterdam, Utrecht, Rotterdam…

Ik verkeer in een roes, ik ben in een permanente staat van spanning en beroering. Ook als er iets fout gaat. Vergelijk dat eens met mensen die geen werk hebben en in de armoede zitten.’

 

 

Zondag 7 februari

Aid trucks and ambulances entered Syria from Turkey on Sunday to help tens of thousands of people who have fled an escalating government assault on Aleppo, as air strikes targeted villages on the road linking the city to the Turkish border. Rebel-held areas in and around Aleppo, Syria’s largest city before the war, are still home to 350,000 people, and aid workers have said they could soon fall to the government. The Syrian Observatory for H

Carnavalszondag, half twaalf. De Hoofdwacht is tjokvol, een duiventil van in- en uit fladderende carnavalisten in zwartgouden mantels en hoofdtooien in alle kleuren. Er wordt geschminkt, gelachen, overal worden selfies gemaakt. Het bier staat koud. Hassan hijst zich in zijn mantel. Hij voelt zich beter in een maatkostuum en overjas, zegt hij. ‘Ik lijk wel een zwerver.’ Hij zet z’n donkere zonnebril op en lacht ‘Zo. Dat is beter.’

Ali, Nour en Ali al Shaheen rennen rond. Stoppen – onmogelijk.

Rama schminkt. ‘Heerlijk, om zo te kunnen schilderen.’

Safwan glimlacht: zijn werk zit erop.

 

Guy Bannier van de Tempeleers komt onverwacht binnenwandelen. Hij schudt handen, maakt praatjes, geeft schouderklopjes en gaat dan op een stoel staan. Ineens is het stil.

Hij is trots, zegt hij, op Common Carnaval in Maastricht. Dat het gelukt is, dat ze het in zo’n korte tijd voor elkaar hebben gekregen. De hele organisatie, het opzetten van de wagen. ‘Dit is integratie. Zo hoort het. Een grote chapeau!’

Een gejuich stijgt op, Guy slaat Ali op de schouder. ‘He jong? Geweldig!’

Wacht, de hoofdman van de Tempeleers wil ook nog even waarschuwen. ‘Schrik niet, er zullen zo meteen elf kanonschoten worden gelost. Dat is het begin van carnaval. En dan, veel plezier!’

En terwijl in Aleppo het geluid van Russische gevechtsvliegtuigen aanzwelt, knalt om elf minuten over twaalf het eerste kanonschot uit het Momus-kanon over het Vrijthof.

 

[einde]