Burgemeester Van Grunsven in het Maankwartier
De Limburger, 31 mei 2018
Wat zou burgemeester Van Grunsven van het Maankwartier gevonden hebben?, vroeg ik me af toen ik vorige week over het Maanplein wandelde. Het Maankwartier is de nieuwe stationswijk van Heerlen, waaraan sinds 2012 gewerkt wordt. Idee en ontwerp zijn van kunstenaar Michel Huisman, de regerende SP zette er haar handtekening onder en sindsdien verkeren Heerlenaren tussen hoop en vrees: gewaagd bouwkundig kunstwerk of megalomaan waanzinkwartier? Grandioos visitekaartje van het hernieuwde Heerlen of suïcidaal vastgoedproject?
Marcel van Grunsven was vijfendertig jaar lang burgemeester van Heerlen, van 1929 tot 1962. Al in de jaren direct na de oorlog wilde hij een nieuw station voor Heerlen. Het oude station uit 1913 paste totaal niet meer bij de moderne hoofdstad van de Mijnstreek, vond hij. Van Grunsven was een man met een missie, wat heet, hij was geobsedeerd door het beeld van Heerlen als stad van de toekomst, zo blijkt uit het prachtige boek Moderne Tijden van Joos Philippens.
Al vroeg wist Van Grunsven: een jonge industriële stad als Heerlen, met zoveel mensen uit verschillende windhoeken, kon niet anders dan de vlucht naar voren nemen. De eyeopener kwam toen hij in Stuttgart de Weissenhofsiedlung bezocht, een modelwijk ontworpen door zeventien Europese architecten onder artistieke leiding van Mies van der Rohe, pioneer van het Nieuwe Bouwen. Daar in Stuttgart zag hij de toekomst van het moderne, stedelijke wonen voor de gewone man: licht, modern, nieuw.
De burgemeester wist wat hem te doen stond: de anti-stad Heerlen, met zijn verstrooide, donkere mijnkoloniën op afstand van de stad, moest tot een licht en strak geheel gesmeed worden. Een stad met lijnen en ruimte, Amerikaans, met grootsteedse hoog- en laagbouw en een winkelcentrum aan de rand, waar de arbeider in de toekomst zijn eigen auto kon parkeren. Hij ging hoofdaalmoezenier Poels, de invloedrijke geestelijk vader der mijnwerkers die zijn kinderen graag kleinhield, schaakmat zetten. Hij ging de Heerlense mens optillen en verlichten.
Hé, daar komt-ie! Van Grunsven arriveert aan de noordkant van het Maankwartier en is verheugd: een monumentale toegang met strakke trappen. Op het Maanplein: hoge ramen, ruime balkons. Dat het spoor overwonnen kan worden en een bebouwde plaat de zuidkant van de stad straks verbindt met het stadsdeel aan de overkant ervaart hij als een huzarenstuk. Hij denkt terug aan het Retraitehuis op de Molenberg: onmogelijk, hadden de ingenieurs van Oranje-Nassau gezegd, er liggen mijngangen onder, het gebouw zal instorten. Maar architect Peutz had er iets op bedacht: een staalskelet, losse dragende kolommen en bewegende buitenmuren.
Van Grunsven is nieuwsgierig geworden naar dat stadsdeel aan de overkant. Hij loopt de trap af en is verrast: niet alleen Europeanen komen nu naar Heerlen, maar ook mensen uit Afrika en Azië. Hij ziet ze staan bij de bushaltes op de Spoorsingel. De Spoorsingel! Als door de bliksem getroffen blijft hij staan: het legendarische, strakwitte gebouw van Touringcar en Hotel White Cars is zwart geschilderd. Zwart! Hij spreekt er meteen, nogal autoritair, een man over aan bij de bushalte. Deze mompelt het woord ‘urban’. Urban! Maar dat is het woord waar hij voor gevochten had: urbane architectuur! Hoe kon zwart urbaan zijn?
Verward loopt hij naar een winkel, de Jumbo, waar hij De Limburger koopt. De Oostelijke Mijnstreek, leest hij, kleurt donkerrood op een kaart van problematische schulden: armoede, achterstand, psychische problemen, stress. Wat is er gebeurd? Had hij niet al in 1929 gezegd dat Heerlen op een tijdbom zat? Hij was op zoek gegaan naar nieuwe industrieën, maar de directie van Oranje-Nassau had hem tegengewerkt. Hij wandelt het Maankwartier uit. Om de hoek staat een bord: Brightlands Smart Services Campus. Zou dat de toekomst van Heerlen zijn?