Er zijn mensen die liever doodblijven dan opgeven
De Limburger, 22 oktober 2022
Voor de tweede keer ging ik deze week naar de Cannerberg, vanwege de films die er nu te zien zijn. De Cannerberg ligt op en over de grens met België. De heuvels hier zijn één brok geschiedenis. Door eeuwenlange mergelwinning ontstond er een kilometerslang gangenstelsel. In de Tweede Wereldoorlog gebruikten de Duitsers de grotten als werkplaats voor het ontwikkelen van bommen, terwijl verderop, in de aangrenzende Pietersberg, in een speciaal gebouwde kluis, de topwerken uit het Rijksmuseum lagen opgeslagen, inclusief De Nachtwacht.
Daarna kwam de Koude Oorlog. De NAVO vestigde een hoofdkwartier in de gangen. Er werkten zo’n drie- tot vierhonderd Nederlandse, Belgische, Duitse, Engelse en Amerikaanse militairen onder de grond, in het ultrageheime operations centre. Het was een klein dorp met gangen die straten werden genoemd, eetzalen, een medische post, een kapper. Toen zette de dooi in en werd de bunker gesloten. Wat restte was een doolhof aan koude, vochtige gangen met her en der een muurdikke kluisdeur.
Daar, in die diepe, unheimische gangen, zijn nu videowerken te zien. Het gewicht van de geschiedenis is bijna te veel. Daarom ging ik erheen op een zonnige dag. Zo kon ik de warmte van de zon voelen als ik weer buiten kwam. De eerste keer hield ik het een uur uit. Ik had een winterjas aan en schoenen met dikke zolen. Toch drong de kille klamheid langzaam maar zeker mijn botten in. De stoffige, gruizige lucht benam me de adem, ik voelde me benauwd. Hoe kon je het hier uithouden?
Dus toen stond ik buiten, bevrijd keerde ik mijn gezicht naar de zon. En toen drong het door: in het oosten van Europa zitten mensen in vochtige kelders, waar ze een bivak maken, een potje koken, slapen. Wekenlang. Met de angst voor bommen, voor gewelddadige invallers. De films in de Cannerberg gaan over hen: mensen die zeggen: ik hou het niet langer uit, ik vertrek, al blijf ik dood, maar ik ga. Abdulaal vluchtte uit Soedan. Onderweg leerde hij de volksliederen van de landen die hij doorkruiste uit zijn hoofd. Om contact te maken. Op de video zingt hij ze: het Italiaanse Inno di Mameli, de Marseillaise, het Wilhelmus.
Mensen als hij komen ergens binnen. Bij ons bijvoorbeeld. Dan kun je zeggen: we kunnen niet de hele wereld opvangen. We hebben geen woningen, laten we eerst aan onze eigen mensen denken. En dat is allemaal waar, logisch. Daar is de politiek voor, om daar eindelijk eens langdurig beleid op te maken. Tegelijk zitten we met een heel praktische kwestie. Er zijn mensen – dat laten de videowerken zien – die liever doodblijven dan opgeven. Die het gehaald hebben. Die niets liever willen dan werken, leven. Er zijn artsen bij, ingenieurs, leraren, automonteurs, juristen, kleermakers, ondernemers. Erkennen we hun diploma’s, maken we gebruik van hun talenten? Of laten we ze zitten in permanente tijdelijkheid?