Archief voor augustus, 2020

Een snipper hoop

De Limburger, 26 juni 2020

Snippers vooruitzicht worden mij toegeworpen, glimpjes toekomst. De premier van Nieuw-Zeeland die afscheid wil nemen van het bbp -bruto binnenlands product- als graadmeter van het succes van een samenleving. Die zegt: ‘Economische groei die vergezeld gaat van sociale achteruitgang is geen succes. Het is een mislukking.’ De nieuwe lijsttrekker van D66 die in een brief aan haar leden schrijft: ‘Voor mij is politiek durven. Overtuigen. Niet schuilen achter draagvlak, maar het zelf creëren. Niet schreeuwen, maar luisteren.’

De kandidaat-lijsttrekker van het CDA die per se geïnterviewd wil worden in Zwolle, niet in de Randstad, die zegt: ‘Nederland is groter dan de Randstad, dat is wat ik ermee wil laten zien (…) Het gaat mij om al die mensen in Nederland die kijken naar Haagse discussies en zich afvragen: gaat dit over ons?’ De Spaanse minister van Buitenlandse Zaken die in de EU-crisistop zegt: ‘We zijn al te vaak in de val van extreemrechts getrapt. Het anti-Europese discours van xenofoben en nationalisten moet je juist niet beantwoorden door zelf ook Europa in twijfel te gaan trekken.’

Ach, zucht u nu, politici. Woorden, woorden, woorden. Nog maar een snipper dan. Een zwarte strafrechtadvocaat, de ochtend na de uitzending met Johan Derksen, die op de radio zegt: ‘Laat ik één ding zeggen over Johan. Ik heb het idee dat hij erover nadenkt. Ik dank iedereen dat ze er zaten, dat ze het gesprek zijn aangegaan, dus ook Johan. Want hij zat er wel. Het is zijn programma.’

Snippers perspectief, vleugjes toekomst zijn dit voor mij. Wat deze uitspraken met elkaar gemeen hebben: ze dammen polarisering in en zijn naar buiten gericht, niet naar binnen. En mag ik het zeggen – of zijn er dan mensen die graag honend in lachen uitbarsten? Nou, ga gerust je gang -, het zijn allemaal uitspraken van vrouwen. In volgorde van opkomst: Jacinda Ardern, Sigrid Kaag, Mona Keijser, Arancha Gonzalez Laya en Natacha Harlequin. Om het over die laatste nog even te hebben: hoe groots is het als je in plaats van je boosheid breeduit te ventileren – zoals oud-voetballer Dries Boussatta deed – gewoon eens een paar vragen stelt aan de man om wie het allemaal draait?

Zoals: ‘Johan, wat was eigenlijk je intentie?’ En: ‘Johan, mag ik vragen: kun je het opbrengen om empathie op te brengen?’ Dat het hoofdpersonage daarop antwoordde ‘ik heb geen idee, ik vind dat ik me heel tolerant gedraag’- daar liet Harlequin zich niet door uit het veld slaan. Ze vertelde hem dat zij zich soms zelf ook niet bewust is van kwetsende uitspraken, om het af te sluiten met: ‘Niemand vraagt van jou dat je jezelf niet mag zijn, maar wel om medeleven te tonen.’

Hoeveel beschaving kun je meebrengen naar Veronica. Johan pruttelde nog na, maar de pijp leek leeg. Hopelijk realiseerde hij zich dat Harlequin zijn programma aan het redden was. Het was namelijk een aflevering zonder reclameblok – de adverteerders hadden zich teruggetrokken na de racistische, aanstootgevende uitspraken van Johan Derksen. En zonder reclame-inkomsten kunnen de jongens het programma wel op hun buik schrijven. Meneer De Mol is geen filantroop.

Wat de mannen van Veronica Inside doen, is munitie in handen geven van hen die bang zijn dat de wereld verandert. Maar nu is er een snipper hoop. Dat alle mannen die zich met Johan identificeren een beetje aan het wankelen zijn geraakt, net als Johan een beetje van hun apropos zijn, zich heel even realiseren: misschien gaat het niet om mij. Een vleugje perspectief: gun jezelf wat verbeelding, wat vrijheid. Er zijn meer variaties, meer scenario’s in het leven, terwijl je gewoon jezelf kunt blijven.

 

 

 

Reageer

Voortschrijdend inzicht

De Limburger, 12 juni 2020

Ik was een jaar of tien toen ik met mijn ouders een galerie bezocht in Amsterdam. Bij ons vertrek verscheen de vrouw van de galeriehouder uit een aangrenzende kamer met twee grote, imponerende honden. In Amsterdam was het oppassen, zei de galeriehouder. Hij keerde zich naar de hond en fluisterde ‘negers’, waarop de honden vervaarlijk begonnen te grommen.

Dit voorval bleef lang in mijn hoofd hangen. Honden, negers en gevaar vormden samen een cocktail die ik in al zijn cruheid jaren later opnieuw aantrof toen ik in Zuid-Afrika ging wonen, waar witte mensen hun honden trainden op zwart gevaar. Het zoontje van mijn hulp werd aangevallen door een hond, terwijl ze naar ons huis op weg waren. Wekelijks berichtten kranten over zwarte mensen die waren belaagd door honden, vaak op het platteland, waar zwarte arbeiders op weg naar huis het pad van een witte boerderij kruisten.

Racisme in zijn schaamteloze virulentie, iedereen zal zich er vol afkeer vanaf wenden. Maar de geschiedenis laat zich niet zo snel opzijzetten, zoals premier Rutte denkt. Hij zei dat we naar de toekomst van iemand moeten kijken, niet naar zijn afkomst. Maar daar gaat het nu juist om: dat we de geschiedenis erkennen van mensen van kleur, hoe beschamend zij eeuwenlang zijn behandeld, in hun eigen land, in Europa, in Amerika, en hoe de naweeën van die geschiedenis nog steeds hun leven mede bepalen.

Daarom was ik erbij afgelopen zondag in Maastricht, waar zwart en wit bij elkaar waren gekomen om te demonstreren tegen racisme. Voornamelijk jongeren, een nieuwe generatie die het onbegrijpelijk vindt, ja onbestaanbaar, dat er vandaag de dag nog steeds verschil wordt gemaakt tussen witte Nederlanders en degenen met een kleur. Zoals een jongeman zei: ‘Ik ben een grote zwarte man, ik moet de hele tijd laten zien dat ik niet voldoe aan de vooroordelen over een grote zwarte man.’ En een vrouw: ‘ik zorg dat ik er fit uitzie, je wil niet overkomen als lui.’

Een cijfer van het CBS: op 1 mei 2020 had 24,4 procent van de Nederlandse bevolking een migratieachtergrond. Het is dus tijd. Het kan niet meer gaan over de goede bedoelingen van witte Nederlanders. Diversiteit is geen geste naar gekleurde mensen, het is een noodzaak. Premier Rutte kreeg een voortschrijdend inzicht doordat hij sprak met jongeren die vertelden hoe pijnlijk Zwarte Piet voor hen is. Laten we leren van de jongere generatie. Ze leggen ons uit waarom we dingen niet begrijpen: omdat we ze zelf niet voelen.

Zo had ik afgelopen week een discussie met mijn dochter over wat zij het n-woord noemt. Hoezo n-woord? zei ik. Het zou toch absurd zijn als je een woord niet meer mag uitspreken? Een jaar geleden was ik het nog van harte eens met columnist Frits Abrahams die in een stukje betoogde dat het onzin is om het woord ‘slaaf’ niet meer te gebruiken. ‘We weten allemaal wat ermee bedoeld wordt en dat het geen woord is dat ook maar iets vergoelijkt of verhult,’ schreef Abrahams.

Wat Abrahams en ik vergeten, zei mijn dochter, is dat wij als witte Nederlanders niet kunnen voelen hoe het is om over je voorvaderen te spreken in termen van ‘slaven’. De zin: ‘jouw overgrootmoeder was een slaaf’ is pijnlijk, kwetsend, want deze vrouw was een mens zoals jij en ik, geen economisch product. Zo wrijft mijn dochter mij nu in dat het woord ‘neger’ voorbehouden is aan zwarten zelf, om dezelfde reden: het is kwetsend en heeft een historische beladenheid: het is uitgevonden om de ander te degraderen. Dat is voortschrijdend inzicht: niet alleen meer weten, maar dat weten ook kunnen navoelen.

 

 

Reageer

Leven in de pauzestand

De Limburger, 29 mei 2020

Ik ben twintig jaar, vijfentwintig jaar, achtentwintig jaar. Hoe lang gaat dit duren? Ik ben niet ontslagen, maar ik heb veel minder werk. Waar ga ik mijn huur van betalen? Ik studeer, maar ik ben mijn bijbaantje kwijt en mijn schulden lopen op. Ik deed een afstudeerproject in Praag, maar de Flixbus van Maastricht naar Praag strandde in Duitsland, omdat Tsjechië de grens had dichtgegooid.

Mijn stage is gestopt. Ik zit veel thuis, tussen de stress van mijn ouders. Op straat houden handhavers ons constant in de gaten. Vooral mijn donkere vrienden worden aangesproken. Ik zou gaan werken in Spanje, maar dat gaat niet door. Ik zou een stage gaan doen in Amsterdam. Ik zou op uitwisseling gaan naar Hongkong. Ik was aangenomen in een boetiek in Maastricht. Ik zou optreden in tien steden in Nederland en België.

De zomer is dé tijd om geld te verdienen, voor mijn studie, voor mijn stage. Een stage wordt nauwelijks betaald. Zijn er ook compensatieregelingen voor jongeren? De dikkoppen worden gespekt, zonder voorwaarden. Gemeenschapsgeld, ons geld. Ik heb thuis geen laptop, geen goede internetverbinding. Misschien kan de gemeente me geld geven voor een laptop? En dat ik die dan niet hoef terug te betalen als ik mijn studie afmaak? Is dat misschien mogelijk? Een bonusje voor een student?

Het leven is platgeslagen. In plaats van verwachting en opwinding heerst er stilstand, als een moeras. Ik voel me opgesloten, zonder toekomst. Ik mis het fysieke contact, de speelsheid. Ik voel een disconnectie, online contact voelt als een surrogaat, je kan niet werkelijk een gesprek, een discussie hebben. Ik mis het samenzijn, ik zie nog wel vrienden, maar de spontaniteit is weg. Volgens de schrijver Camus is de zin van het leven het leven zelf. Voor mij staat het leven nu in de pauzestand. Hoe lang? Komt er straks een nieuwe bedreiging die weer hele andere repercussies heeft? Ik wil léven.

Voor mij pakt dit heel goed uit, digitaal onderwijs is veel relaxter en productiever. Docenten beperken zich tot de kern. Ik heb altijd al geweten dat al die ruis, al die sociale contacten, te veel voor me waren. Ik kom tot rust. Ik heb eindelijk weer uren kunnen tekenen, muziek maken, schrijven. Dit is goed voor mij. Ik heb geluk, ik woon nu bij mijn ouders en die zijn financieel niet getroffen. Ik voel me veilig en geborgen.

Ik kan mijn moeder dit jaar niet meer zien, ze woont in Curaçao. Ik realiseer me dat ik een keuze zal moeten maken over waar ik ga wonen. Ik wil niet ergens vastzitten en mijn ouders niet meer kunnen zien. Ik studeer in Maastricht maar nu verberg ik me in mijn kamer in Oekraïne, voor het virus, voor de dood. Op een dag moet ik mijn schuilplaats verlaten, ik kan me niet mijn hele leven blijven verbergen.

Laten we experimenteren met leeftijd. We kunnen starten met bios­coopzalen en café’s zonder anderhalve meter voor mensen onder de dertig. Laten we ervoor zorgen dat ouderen en andere kwetsbaren zoveel mogelijk in thuisisolatie blijven. Een leeftijdslockdown kan ervoor zorgen dat de economie weer gaat draaien. Ik vind dat er niks mis is met leeftijdsdiscriminatie zolang we ouderen beschermen.

Dit is geen gezondheidscrisis van alleen ouderen, het is een probleem van ons allemaal. We dragen een collectieve verantwoordelijkheid. Oudere mensen moeten zelf beslissen waar ze willen gaan en staan. Leeftijdsrestricties, dat voelt fout voor mij. Ik vind het niet erg om nog een paar maanden niet naar een concert of festival te kunnen als dat betekent dat een oude dame niet hoeft te sterven.

 

Reageer

Beertje van M

De Limburger, 15 mei 2020

Zijn virussen ergens goed voor? De arts-microbioloog Anno Lampe stelde zich die vraag ten tijde van de SARS-uitbraak in 2003 in zijn verzameling columns De last van de drager. Zijn antwoord was dat virussen deel zijn van de natuur en dat die zich nou eenmaal kan gedragen als wrede tiran of zwoele verleider. Nu hebben we een tiran in ons midden. Of die ergens goed voor is, daarover mogen vaklui – microbiologen, virologen, filosofen en psychiaters – zich naar hartelust buigen.

De rest heeft iets anders aan zijn hoofd: doodzieke patiënten, een ziek familielid, een moeder in een verzorgingstehuis, een zaak die ten onder dreigt te gaan, geweld in huis, geldzorgen, een operatie die niet doorgaat, een huwelijk onder hoogspanning, een begrafenis zonder een warme, verlossende samenkomst waarin je elkaar omhelst, huilt, praat, drinkt. Een hoogleraar psychiatrie, autoriteit op het gebied van rampen, zei op tv dat het verdriet zo weinig zichtbaar is, dat de emoties onderdrukt lijken, gedempt.

Dat mag zo zijn – nee, het bloed vloeit niet door de straten. Maar iedereen die af en toe naar de Frontberichten op NPO 2 kijkt, de beeldberichten van mensen die het land door de crisis slepen, ziet genoeg. Wie af en toe een menselijk verhaal in een krant tot zich neemt – met dank aan de journalistiek – begrijpt dat emoties misschien gedempt lijken, maar in werkelijkheid hartverscheurend zijn. Dat het virus mensen ziedend van woede kan maken.

Dat begreep microbioloog Anno Lampe ook wel. Een schepping zonder micro-organismen als bacteriën en virussen mag dan ten dode opgeschreven zijn, schreef hij, de ellende die ze ons kunnen bezorgen is daarom niet minder afschuwelijk. En hij haalde het smartelijke slot van het gedicht ‘In memoriam Beertje van M’ van C. Buddingh’ aan. De dichter verbleef in zijn jonge jaren in een sanatorium om te genezen van tuberculose (een bacterie). Niet iedereen overleefde het. Beertje van M was een beer van een vent, type ruwe bolster blanke pit, die zijn bloedspuwingen met bulderende grappen begeleidde.

 

Je weet, Beer, ik ben een vredelievend mens,
bijna even vredelievend als jij was, die net
als ik, geen mug ooit kwaad zou doen, maar soms, als ik
weer aan je denk, heb ik neiging om een machinegeweer
te stelen, de straat op te rennen en domweg
tussen al die vadsig-blozende gezichten
links en rechts om mij heen te knallen en luidkeels
uit te krijsen: ‘Daar! Daar! Daar! Voor wat niemand
Beertje heeft aangedaan!’

Zo’n besmetting is dus nergens goed voor, maar nu ze er is, zijn we het aan degenen die het leven lieten, die ziek zijn, en aan al degenen die in machteloze woede om zich heen zouden willen schieten, verplicht er iets tegenover te zetten. Hoop, erkenning, geld, menselijkheid. Afgelopen dinsdag hadden we de Dag van Verpleging. Alle medewerkers in de gezondheidszorg kregen een bedankje. De nationale vlag hing uit. Daags ervoor zei een verpleger van een verpleegtehuis in zijn Frontbericht: ‘vandaag ben ik een held, morgen ben ik weer de sukkel die ik altijd was.’

Daar! Daar! Daar! Kunnen we de vadsig-blozende gezichten die er straks over gaan met het mes op de keel eraan houden dat de verpleger niet langer de sukkel is? Kunnen we ook tijdens niet-corona-crises een daad van menselijkheid stellen? Bijvoorbeeld door eindelijk een paar kinderen op te nemen die zonder familie in een rampzalig Grieks vluchtelingenkamp zitten?

Elf Europese landen inclusief Bulgarije doen mee om samen 2500 kinderen op te nemen. Nederland weigert. Meer dan vijftig Nederlandse gemeenten willen wél kinderen opvangen. Niemand heeft Beertje iets aangedaan, maar op een onzinnig, tiranniek virus kunnen we een kanon aan menselijkheid laten knallen.

Reageer

Öffnungsdiskussionsorgien

De Limburger, 1 mei 2020

Dit, waar we nu inzitten, gaat twee jaar duren. Daar bereid ik me op voor. Dan is hopelijk het vaccin uitgerold. De discussies over het openen van Nederland, over het verregaand versoepelen van de maatregelen – ik vrees dat we onszelf voor de gek houden. Ik vrees dat het nog een tijd heel moeilijk blijft voor de duizenden ondernemers, zzp’ers, kunstenaars, schrijvers, filmmakers, fotografen, muzikanten.

Ik zou graag willen meeroepen: gooi de boel in godsnaam open! En premier Rutte zou niks liever doen: zijn aanhang hijgt als jakhalzen in zijn nek. Maar de premier is opmerkelijk voorzichtig. Ik vermoed dat dat mede komt door één vrouw: Angela Merkel. Toen de premier na zijn laatste toespraak aangaf dat hij een uur met Frau Merkel aan de telefoon had gehangen, was ik opgelucht: godzijdank, hij praat met een leider die zich niet gek laat maken.

Want Merkel is voor een uiterst behoedzame aanpak: ‘als we te snel gaan, dan is alles voor niets ­geweest.’ Vorige week raakte ze geïrriteerd door doldwaze en soms beschamende discussies over het versoepelen van de maatregelen. Die hebben we hier ook. Mensen die oproepen tot opstand tegen de lockdown. Die menen dat iedereen fijn doorkan met zijn oude leven als je alle 70-plussers maar opsluit. Die niet begrijpen dat de sterfte onder alle leeftijden omhooggaat als we weer gewoon gaan forenzen en op café en restaurant gaan. Die niet weten dat de meeste patiënten die nu op de IC liggen geen tachtigers zijn, maar mensen tussen de 60 en 65 jaar. Die praten over ouderen als over een belemmering, als overtollige hinder.

Angela Merkel werd kwaad en sprak van Öffnungsdiskussionsorgien. Haar directe adviseur, Christian Drosten, waarschuwt voor een tweede golf van corona-infecties. Drosten is een ervaren corona-viroloog en een van de ontdekkers van het SARS-virus. Hij is bang dat er een vals gevoel van veiligheid ontstaat doordat de cijfers de goede kant op gaan. Maar de verspreiding gaat ongemerkt verder en als het oude leven te snel hervat wordt, kan er een exponentiele stijging ontstaan. Dan wordt de sociale en economische schade nog groter.

Alsof dit allemaal nog niet genoeg is, waarschuwen virologen alvast voor een volgende pandemie. Wilde dieren hebben weinig leefruimte meer. We houden te veel fokdieren op een te klein oppervlak, in dichtbevolkt gebied. We kunnen wel naar China wijzen, waar de SARS-virussen vandaan komen, maar Q-koorts en vogelgriep kwamen uit Nederland zelf.

Onderzoeksplatform Follow The Money dook naar aanleiding van de coronacrisis in de relatie tussen geiten, Q-koorts en corona. In Noord-Brabant en Noord-Limburg ligt het aantal longontstekingen al acht jaar 50 tot 60 procent boven het landelijk gemiddelde, schetst FTM. Een significant deel daarvan komt voor rekening van geitenhouderijen.

Maar het Rijk laat het aan de provincies over om de omvang van die sector te beheersen. Ondanks provinciale uitbreidingsverboden groeide de geitenstapel van 533.00 in 2017 naar 614.00 in 2019. De cocktail van een hoge bevolkingsdichtheid, industrie, transport én intensieve veehouderij maakt de gebieden extra bevattelijk voor een virusziekte als corona.

En nu zitten er ook nog besmette nertsen. De twee fokkerijen in Noord-Brabant waar het virus is aangetroffen hebben respectievelijk 7500 en 13.000 dieren. Nergens in Europa is een land zo dichtbevolkt met mensen en dieren als Nederland. Laat daar de discussie-orgie dus over gaan: waar willen we in Nederland naar toe met de beestenhouderij? Als er één moment is om daarover knopen door te hakken, om veranderingen door te voeren, dan is het nu. Dat is geen politieke keuze meer, dat is zelfbehoud.

 

 

Reageer

Een gemiste simpele les

De Limburger, 17 april 2020

Laat je oude textiel in godsnaam thuis. Dat was de boodschap deze week van de gemeentelijke milieuparken die, nu iedereen opruiming houdt, overstelpt worden met gebruikte kleren en de kledingberg niet meer weggewerkt krijgen. In Nederland doen we met z’n allen zo’n 200 miljoen kilo kleren per jaar weg. We gooien ze bij het huisvuil, in textielbakken of we brengen ze naar de kringloop. Van de kringloopkleding gaat het gros naar het buitenland, maar de markt is zo oververzadigd dat ze zelfs in India de goedkope troep niet meer willen recyclen.

Dus binnenkort mag ieder z’n eigen oplossing bedenken voor de berg kleding die hij bezit. Mondkapjes maken misschien? In 40 procent van de verpleeghuizen is corona vastgesteld. De bewoners mogen geen bezoek meer krijgen, maar de meeste besmettingen ontstaan door zorgverleners, zo blijkt. Al weken vraagt het personeel om voldoende beschermingsmiddelen, vooral mondkapjes.

GGD en RIVM spreken van ‘overbescherming’ en ‘schijnveiligheid’ – ingegeven door de schaarste ervan. Al begin maart was duidelijk dat er een tekort dreigde, maar het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zag geen urgentie om de distributie uit China op te schalen. Het ontbreekt ons aan voorraad in Nederland en we maken ze niet zelf. Haastje repje zijn we nu begonnen, in eigen fabrieken en zelfs in eigen huiskamers.

Na drie weken stelt het RIVM vast dat de aantallen doden door corona misschien niet kloppen, terwijl er allang oversterfte was vastgesteld, terwijl de zorgcentra alarm sloegen over het aantal overlijdens en de pagina’s met overlijdensadvertenties in de kranten verdubbelden. En al die tijd diste het NOS-journaal ons kritiekloos de cijfers van het RIVM op en klopte men zich op de borst: wat was Nederland toch goed bezig.

Oud-DSM-topman Feike Sijbesma werd coronagezant gemaakt. Hij wreef ons in dat na de Tweede Wereldoorlog elk Europees land zijn eigen antibiotica maakte, en dat nu geen enkel Europees land nog antibiotica maakt. Voor essentiële medicijnen zijn we volledig afhankelijk geworden van de massaproductie in China en India. De Chinezen zijn – met staatssteun – zo goedkoop gaan produceren dat ze alle andere bedrijven uit de markt drukten. En door de marktwerking in de gezondheidszorg zagen overheden geen noodzaak om eigen fabrieken – desnoods met steun – in stand te houden.

De virologen Marion Koopmans en Bart Haagmans schetsten in De Limburger hoe het komt dat we geen vaccin tegen corona hebben. Tijdens de SARS-epidemie, die in 2003 in China duizenden slachtoffers eiste, waren de besmettingen al onder controle voordat de kandidaat-vaccins het complete ontwikkeltraject hadden doorlopen. Daarom was het voor de farmaceutische industrie niet lucratief om het af te maken. De markt was niet groot genoeg.

Het SARS-virus is verwant aan het huidige corona-virus. Was het SARS-vaccin wel afgemaakt, dan hadden we nu een coronavaccin op de plank gehad. De simpele les is dus: marktwerking werkt niet in deze tak van gezondheidszorg. Je zult maatschappelijk rendement boven het kasboek moeten plaatsen. Deze crisis kan ervoor zorgen dat de grote internationale geneesmiddelenbedrijven die weg inslaan. Maar het risico dat dat niet lukt is groot, omdat de druk weer wegebt zodra die voorbij is.

Daarom moet de overheid de strategische vaccinontwikkeling zelf regelen. Die kan er ook voor zorgen dat we nooit meer een tekort hebben aan beschermingsmateriaal. Zoals er depots zijn waar wapentuig ligt opgeslagen voor een militaire noodtoestand, zo kunnen er ook depots komen vol medische spullen. Dat kost ons geld. Honderden miljoenen, of meer – een peulenschil vergeleken met de schade die het coronavirus nu veroorzaakt. De les van SARS hebben we gemist. Deze kunnen we niet laten lopen.

 

 

Reageer

Medische zorg is niet oneindig

De Limburger, 3 april, 2020

COLUMN – Binnen de luxe groep die net als ik binnen zit en toch geld verdient, hopen velen dat de coronacrisis een ommekeer teweeg zal brengen. Dat krijg je als je thuis zit. Het verlangen naar een omslag is groot. Uiteindelijk willen we allemaal graag verlost worden. Van onze werkdrift, onze reisdrift, onze controledrift, onze drift naar uniciteit, naar onsterfelijkheid.

Ook willen wij luxe thuiszitters allemaal graag dat de wereld gered wordt. Online weet menigeen het zeker: de wereld zal na deze crisis nooit meer hetzelfde zijn. Let op, dit wordt het einde van de globalisering, van de dominantie van het Westen, van de Europese Unie, van de KLM, het neoliberalisme, het flexwerk, de individualisering, de vrijheid, de democratie, de privacy.

Staatssteun

Intussen zien duizenden kleine ondernemers en zelfstandigen zich geconfronteerd met een concrete, keiharde omslag: hun inkomsten zijn van de ene op de andere dag in rook opgegaan. Voor deze mensen wordt nu geld vrijgemaakt. Dat is mooi, maar graag ook zo’n regeling in de toekomst. Zelfstandigen hebben simpelweg een buffer nodig – ja, net als banken en grote bedrijven die zodra hun reserves worden aangetast staatssteun krijgen.

Betere honorering

Ook graag een buffer voor al die mensen die nu diensten van twaalf uur draaien in de gezondheidszorg, onder grote stress, terwijl het einde van de crisis nog lang niet in zicht is. Ze vragen al jaren om minder werkdruk en betere honorering – nu moet het gebeuren. Misschien helpt het als we het opnieuw gaan hebben over ‘gezondheidszorg’ in plaats van ‘zorg’. Zorgpersoneel, zorg inkopen, zorgproductie, zorgprofessionals – het kan echt niet meer. Gezondheidszorg hoort geen bedrijfstak te zijn waarin volumes gedraaid moeten worden.

Een strop

Maar zo gaat het nu wel. Volgens analisten staat zo’n 40 procent van de reguliere zorg momenteel stil en zal een groot deel daarvan ‘niet meer in te halen’ zijn. Die besparing, zou je denken, kunnen we nu goed gebruiken. Maar zo wordt er niet tegenaan gekeken. Gupta Strategists, een onafhankelijk adviesbureau voor de zorg, spreekt van een ‘strop’ van 2 miljard euro als de crisis tot de zomer duurt.

‘Zonder steunmaatregelen loopt de financiële strop voor zorgaanbieders op tot 400 miljoen euro per week’, schrijft Gupta in een recente studie. Met andere woorden: ziekenhuizen, artsen, specialisten, verpleegkundigen, fysiotherapeuten draaien nu te weinig productie. En als dat niet ingehaald wordt moet dat gecompenseerd worden.

Hoe zijn we zo gek geworden? We kunnen zelf iets doen om verandering te brengen. Door de gezondheidszorg niet als iets oneindigs te zien. Door te accepteren dat ze er niet is voor onze onsterfelijkheid. Want dat blijkt op dit moment een grote worsteling in de ziekenhuizen: dat we denken dat we allemaal te redden zijn.

Eerlijk is eerlijk

„Als je blijft denken dat iedereen te redden is, dan hebben we samen een probleem”, zei Iwan van der Horst, hoofd van de intensive care van het Academisch Ziekenhuis Maastricht in De Limburger. „Je wilt mensen de kans geven om beter worden, maar dat moet wel een échte kans zijn. In het begin van deze epidemie, eerlijk is eerlijk, zijn we overigens minder strikt geweest. Zo liggen er nu mensen op de ic van wie ik vrees dat ze het niet redden.”

Eerlijk is eerlijk, zei Van der Horst. Dat zinnetje moet ons te denken geven. Op L1-tv verscheen Fabienne Warmerdam, internist en oncoloog van Zuyderland en voorzitter van het palliatief adviesteam. Zij gaf aan dat je veel angst weg kunt nemen als je goed uitlegt wat wel en niet mogelijk is voor een patiënt. Helder, zorgvuldig formulerend, legde ze uit dat er mogelijkheden zijn voor een goede dood in plaats van een slepende, tijdelijke onsterfelijkheid.

Reageer

De grote kladderadatsch

De Limburger, 20 maart 2020

Is dit dan de grote kladderadatsch, mompelde ik toen ik naar het lege schap staarde waarin normaal de rijst lag. Krijgen we nu de grote ommekeer? Een totale herwaardering van alle waarden? Gaan we nu de rekening opmaken en onder ogen zien dat we moeten veranderen?

Mijn natuurlijke neiging tot pathetiek en drama – geerfd van mijn oma – mocht ik nu even z’n gang laten gaan, vond ik. Dus ik mompelde verder: is dit niet precies wat we nodig hebben? Dat we stoppen. Met kopen, met reizen, met de sportschool, met feesten, festivals, etentjes, uitjes, concerten? Zodat de avond- en weekendagenda eens een keer helemaal leeg is?

Waar was het begonnen, peinsde ik, het moment dat niemand meer tijd heeft? Dat alles via de agenda geregeld moet worden? Dat weken vooruit naar een datum gezocht moet worden om vrienden te zien? Dat wie niet ‘druk’ is wordt aangekeken alsof hij ziek is?

De grote kladderadatsch dus, zeurde het in mijn hoofd. Een hoofd dat trouwens allengs mistiger werd door een kou die ik had opgelopen. Of was het een virus? Corona? Wie zal het zeggen – alleen kwetsbare mensen worden nog getest, dus de geregistreerde besmettingen zijn het topje van de ijsberg. En als ik het had, was dat in het landsbelang, begreep ik, want dan was ik bezig de groepsimmuniteit op te bouwen.

Niettemin ging ik gauw naar huis en zegde het familie-etentje af. Ik keek in mijn agenda: een reis naar de VS, in april, om daar met de trein dwars door het land te boemelen, van New Orleans tot Los Angeles, en op te tekenen hoe Amerikanen het hebben ervaren, vier jaar Trump, zag ik in rook opgaan. Niemand ontkomt. Ook ik niet.

Ik rilde en dook het bed in, maar ik kon niet slapen. Het woord kladderadatsch bleef spoken. Ik pakte mijn mobiel en zocht het op. Kladderadatsch is een leenwoord uit het Duits. Het is ontstaan als onomatopee (klanknabootsing) van iets dat kletterend op de grond kapotvalt. Het betekent ineenstorting, ondergang, vooral in economische of morele zin. In Duitsland werd het woord populair toen het in 1848 de naam werd van een politiek-satirisch tijdschrift. Het verhaal gaat dat de oprichters in Berlijn zaten te brainstormen over de titel toen iemand een dienblad liet vallen. ‘Kladderadatsch!’ riep een redacteur en de naam van het blad was geboren.

Mij beving een groot verlangen om een dienblad te laten vallen en helemaal opnieuw te beginnen, op een blanke pagina. Om alles wat ons lelijk maakt achter ons te laten. Ik zette de radio aan. Iemand zei dat Nederland ongelooflijk diepe zakken heeft, de diepste van Europa, dat er geld zat is voor iedereen die nu niet meer zijn brood kan verdienen. Ineens blijkt het mogelijk.

Ik hoorde dat studenten en scholieren hun diensten aanbieden aan ouderen, dat een sportschool kinderen willen opvangen, dat een Venlose cateraar voor zorgmedewerkers kookt.

Om acht uur ‘s avonds kroop ik uit mijn bed, om te gaan klappen. Voor de mensen in de zorg, in de vitale beroepen: ik klapte om ze straks, als het allemaal voorbij is, ook geld te gunnen. Aan de overkant klapte mijn overbuurvrouw uit het raam mee: zij werkt in een tehuis met coronabesmettingen, maar zit thuis omdat ze klachten heeft. Ze had keelpijn, zei ze, ze was ongerust. Ik ging terug naar bed. Op de radio citeerde iemand uit het slot van de roman De Pest van Albert Camus. Als de pest voorbij is, realiseert de hoofdpersoon zich: ‘dat er in de mens meer te bewonderen dan te verachten valt.’

 

Reageer