Archief voor juli, 2019

Vrije nieuwsgaring met Forum

De Limburger, 18 juli 2019

Laatst volgde ik een bijzonder college factchecken aan de Universiteit Leiden. Het was een kadootje van de Nieuwscheckers van de opleiding Journalistiek. Dat is een klein groepje mensen dat zich, inmiddels al een jaar of tien, bezighoudt met het controleren van beweringen die in Nederlandse media worden gedaan. Voor de Europese verkiezingen begonnen ze een crowdfunding om in de aanloop naar die verkiezingen uitspraken van politici te checken. Ik doneerde.

Tijdens hun jacht naar halve en hele onwaarheden waren ze geen uitspraken tegengekomen die berustten op nepnieuws uit Rusland. Ook niet uit Macedonië trouwens – het Balkanstaatje dat in 2016 in het nieuws kwam vanwege een stroom aan nepnieuws tijdens de Amerikaanse verkiezingen. Die stroom kwam toen uit één kleine stad, Veles, ooit welvarend geworden door de keramiekindustrie, nu in verval geraakt. Daar in Veles hadden ze per ongeluk een verdienmodel ontdekt. Het posten van een grappig nepberichtje over Donald Trump werd zoveel gedeeld dat de kassa begon te rinkelen via de Google advertentiemachine. In de maanden die volgden zouden uit Veles via meer dan honderd pro-Trump websites en Facebookpagina’s dagelijks sensationele nepberichten de wereld ingeslingerd worden.

In tegenstelling tot wat aanvankelijk gedacht werd, vertelde de Leidse docent en Nieuwschecker Peter Burger, waren het geen jonge honden, handig met computers, die achter de knoppen hadden gezeten, maar voornamelijk brave huisvaders van middelbare leeftijd. Via hen waren hele families vrolijk aan de slag gegaan met het verzamelen en verspreiden van fopberichten. De politieke interesse van deze mensen voor Amerika was nul. Hadden ze de dollars zien binnenstromen middels pro-Hillary nep, dan hadden ze zich daarop gestort.

Russische bemoeienis is het schrikbeeld van elke Westerse democratie. Om dat spookbeeld in perspectief te zetten interviewde Nieuwscheckers de Amerikaanse onderzoeker Rebekah Tromble, die in Leiden onderzoek doet naar politieke communicatie. Volgens Tromble is de hype over nepnieuws langzamerhand zelf een bedreiging voor de democratie. Tromble: ‘Ik vind het verontrustender dat we fake news hebben opgehypet en het concept hebben gepolitiseerd. We hebben het er elke keer weer over. Doordat iedereen erover praat, ga je ook denken dat het overal is. Ik maak mij er zorgen om dat dit discours cynisme in de samenleving creëert en zo de democratie beschadigt.’

Interessant punt. Want wie cynisch wordt, verliest het vertrouwen in politiek en media en keert die de rug toe: zakkenvullers en sensatiezoekers! Op de lange duur gaan dan alleen mensen die zich ingraven in hun eigen standpunt nog stemmen: op de politieke flanken. De gepolariseerde stemmers worden steeds luider en wekken de indruk dat alles wat de mainstream media brengen gekleurd of vals is.

Onlangs schreef de ombudsman van de NRC, Sjoerd de Jong, ook over dit fenomeen. De kritiek op de journalistiek is allengs ideologischer en fanatieker geworden, constateert hij. ‘De roep om erkenning en ‘representatie’ van groepen en thema’s (dit moét in de krant!) krijgt een spiegelbeeld in de eis van no platforming (dit moét eruit!).’

Dit zou Forum voor Democratie zich ter harte kunnen nemen. Alsmaar roeptoeteren dat de media zo links en elitair zijn, werkt het wantrouwen tegen de journalistiek, ook de kwaliteitsjournalistiek, in de hand. Doe dan zelf iets, zou ik zeggen. Journalistiek, vrije nieuwsgaring, is een van de peilers van de democratie. Dat moet een partij als Forum toch aanspreken. Draag bij aan vernieuwing. Stel jonge honden in Limburg in staat een ander licht te werpen op ontwikkelingen in Limburg. Twee jaar geleden pleitte ik voor een Limburgs Luizenfonds: voor luizen in de pels die hun eigen Limburgse tegels lichten. Daar is wel lef voor nodig: goede journalisten zijn geen applausmachine. Deputé Burlet, en garde!

 

 

Reageer

Blaffende man

De Limburger, 28 juni 2019

‘Ga van m’n fucking laptop af!’ blafte de aanstaande premier van het Verenigd Koninkrijk tegen z’n vriendin. Boris Johnson, twee keer getrouwd, minimaal vijf kinderen, mogelijk meer. Hij ziet zichzelf als de nieuwe Winston Churchill, over wie hij een biografie schreef, maar doet er tegelijkertijd alles aan om de lachspiegel van die staatsman te zijn. De politiek, Engeland, het leven, uiteindelijk is het allemaal één grote klucht voor de Eton-kostschooljongen en Oxford alumnus, die financieel binnen is – alleen al met zijn columns in The Daily Telegraph verdient hij 275.00 pond per jaar.

Net als Trump neemt hij het niet zo nauw met de waarheid. Hij werd als journalist bij The Times ontslagen, omdat hij citaten verzon. Journalistiek is volgens Johnson niet meer dan handel in meningen. Als je slim bent neemt je tijdig een controversieel standpunt in en hoop je dat dat aanslaat. Bingo.

De man die zich als burgemeester van Londen nog een liberale kosmopoliet toonde – hij was onder meer voor het homo-huwelijk – werd steeds meer een karikatuur van de oudere, blaffende man die maar in één ding is geïnteresseerd: zichzelf. Bluffend, grappend en provocerend eist hij permanent de aandacht op – en slaagt erin, want media vreten het en stoken het zo nodig op. Johnson is een verdienmodel, je tekent al die ongein op en het aantal clicks schiet omhoog: Johnson die grapt dat hij zoveel minnaressen heeft dat hij al twee decennia niet heeft gemasturbeerd. Lachen!

En zo, brallend en bullshittend, gaat het Johnson lukken de leider aller Britten te worden. Volgens de biograaf van Johnson, Sonia Purnell, was Johnson in Londen al een nachtmerrie als burgemeester: lui, zonder dossierkennis. Alles draait bij hem om winnen – desnoods door een draai van 180 graden te maken, van Remainer naar Brexiteer, of door moslims te beledigen. Pikant detail: Johnson is zelf de achterkleinzoon van een Turk, Ali Kemal. Purnell verwacht totale chaos met Johnson als premier en voorspelt dat zijn gebrek aan dossierkennis hem in de relatie met de EU fataal wordt.

Waarom worden zoveel incompetente mannen leiders? Dat is de titel van een pas verschenen boek van de Argentijnse bedrijfspsycholoog Tomas Chamorro-Premuzic. Daarin stelt hij dat de foute voorkeur voor zelfverzekerde, charismatische leiders bedrijven en landen een hoop schade toebrengt. In een interview met de Vlaamse krant De Standaard vertelt hij over het zogenoemde Dunning-Kruger effect: ‘Het komt erop neer dat iemand die heel goed is in zijn vak zichzelf even hoog inschat als iemand die er slecht in is. Hoe meer je ergens van weet, hoe meer je beseft dat je nog veel te leren hebt. Wie weinig weet, heeft daar geen last van.’

En zo worden veel leiders geselecteerd op basis van de verkeerde eigenschappen. Chamorro-Premuzic: ‘Ik zou durven zeggen dat wie zichzelf aanbiedt om leider te worden, sowieso niet gekozen moet worden. Zij zijn uit op persoonlijk carrièresucces, niet op het succes van de organisatie.’ Het is veel beter om een potentiele leider zelf te benaderen, zegt hij, mensen die gefocust zijn op hun werk en hun medewerkers, niet op hun carrière.

Zo iemand is Herna Verhagen, de baas van Post-NL. Niet bezig met een volgende, lucratieve, carrièreswitch, maar toegewijd aan het bedrijf. Verhagen zet zich ervoor in dat directeursposten diverser worden bezet. Ze laat zien dat diversiteitsbeleid geen modegril is van linksige journalisten en kunstenaars, zoals politici van Forum voor Democratie ons willen doen geloven. Verhagen bracht het mooi onder woorden in een interview met De Limburger: ‘Het is belangrijk om op de werkvloer te mixen. Diverse teams leiden tot betere resultaten en het is ook leuker. Alles wat schuurt, glanst.’

 

 

 

 

 

Reageer

Compromis geen vies woord

De Limburger, 14 juni 2019

‘Vergeet niet: compromis is geen vies woord!’ riep een wanhopige Theresa May uit bij haar vertrek als premier. Mogelijk heeft u nu al verder gescrold, de krant al dichtgevouwd: compromis – gaap. En Theresa May is toch mislukt? Nee, dan Boris Johnson als nieuwe premier: de beuk erin. Afgaande op de winst van de Brexit Party van Nigel Farage zijn een hoop Britten het zoeken naar een compromis in elk geval meer dan zat.

Het valt me op dat sinds de uitslag van de Europese verkiezingen de lof wordt gezongen van de middenpartijen. De meeste kiezers zijn gegaan voor het redelijke geluid, voor een gezamenlijke, gematigde EU, is de conclusie, want zie: de eurogezinde partijen zijn nog steeds dik in de meerderheid. Niks aan de hand dus.

In werkelijkheid zijn de oude middenpartijen gekrompen, is het politieke landschap versplinterd en hebben de twee fracties die het meest anti-EU zijn flink gewonnen. In Italië roffelt de rechts-populistische winnaar Salvini zich op de borst, in Frankrijk slaagt Marine Le Pen erin president Macron te verslaan met haar Rassemblement National en in Oost-Europa zitten onvrije meerderheidsdemocratieën in het zadel. En net kozen de Vlamingen bij hun landelijke verkiezingen massaal voor het Vlaams Belang, terwijl bij ons Forum voor Democratie bezig is zich te installeren – met een provinciale primeur in Limburg.

Bijna de helft van alle Vlamingen heeft nu op het Vlaams Belang of het Vlaams-nationalistische N-VA gestemd. Toch wordt alweer volop gepraat over het ‘cordon sanitaire’ dat elke samenwerking met het Vlaams Belang moet uitsluiten. De stem van een grote groep kiezers wordt dan dus genegeerd, terwijl het effect is dat de partij alleen maar groter wordt. Mensen laten zich hun stem niet afnemen.

Mijn vraag is daarom: hoe groot blijft dat midden nog? Wie zegt dat de flanken niet blijven doorgroeien? Niemand die het weet, maar het lijkt me nogal urgent voor de middenpartijen om daar een antwoord op te formuleren. Wat is het plan, het verhaal? Dat er in Limburg nu een extraparlementair college komt waarin leden van zowel PVV als Forum zitting krijgen, lijkt me een goed begin: het doet recht aan de uitslag van de provinciale verkiezingen, die voor beide partijen 7 zetels opleverden, met het CDA aan kop met 9 zetels.

Dat Groen-Links, PvdA en D66 tijdens de informatie hun eigen hygiënisch koord aanlegden om Forum buiten te sluiten, is onbegrijpelijk. Limburg koos voor rechts en nationalistisch en dan weiger je je constructief op te stellen? Groen Links en de Partij voor de Dieren zijn samen goed voor 6 zetels. Waarom niet het gesprek met Forum aangegaan over duurzaamheid en de betaalbaarheid daarvan in de provincie? Compromis is geen vies woord.

Tegelijk begrijp ik het standpunt van een CDA’er als Dave Ensberg-Kleijkers. Hij betoogde vorige week in De Limburger dat het een ‘grote fout’ zou zijn als het CDA in Limburg in zee zou gaan met de PVV of Forum. Hij is bang dat ‘de giftige en haatdragende retoriek’ van zowel PVV als Forum ook provinciaal beleid kan vergiftigen. Terecht punt. Ik vrees dat het wachten is op zo’n moment.

Maar je zult het toch moeten uittesten. De verkiezingen hebben laten zien dat een grote groep Limburgers zich, rechtsom of linksom, niet meer thuisvoelt bij de middenpartijen. Je zult dus je eigen beleid nog eens goed onder de loep moeten nemen. Dat geldt voor zowel PvdA als het CDA, dat net zo goed krimpt. In Denemarken is een sociaaldemocratische partij erin geslaagd nieuw rechts de pas af te snijden. Geen hygiënisch experiment, maar wel een met lef.

 

 

 

Reageer

Schrijven als daad van verzet

De Limburger, 31 mei 2019

‘Schrijven is engagement. Het is een daad van verzet tegen middelmatigheid, barbaarsheid, stommiteit, dogma’s, intolerantie, onwetendheid. Schrijven is de urgentie om je medemensen mee te delen wat je hun mondeling niet kunt zeggen zonder onderbroken of verkeerd verstaan te worden.’ De Franse schrijver Hugo Horiot slingerde zijn woorden de zaal in tijdens zijn dankwoord voor de Euregio Literatuurprijs in Aken, een prijs van scholieren voor het beste boek in het Nederlands, Duits of Frans: schrijven betékent iets, is niet gratuit, geen Twitter, geen politiek.

Het was aan de vooravond van de Europese verkiezingen. Zo’n honderd leerlingen van scholen uit de Euregio hadden zich in de balzaal van het Altes Kurhaus verzameld om Horiot te feliciteren, en om hem te vertellen waarom hij de prijs verdiende voor zijn boek ‘De keizer, dat ben ik’, waarin een autistische jongen over zijn leven vertelt. De lofredes kwamen van leerlingen uit Meerssen, Aken, en Verviers/Luik. De Nederlandse afvaardiging (Stella Maris College) bracht een persoonlijk verhaal: door het boek hadden ze een ander leven geleefd, het leven van iemand die in het dagelijks leven vreemd, zelfs bizar, lijkt. De Duitse leerlingen zongen de lof van de onopgesmukte, pretentieloze taal. De Franstaligen lieten in hun toespraak de autistische jongen zélf spreken: met een treffend fragment uit het boek.

Horiot was ‘zeer geraakt’, liet hij weten, dat zijn autobiografische boek niet alleen in Frankrijk, maar ook over de grenzen heen, op Europees niveau, weerklank vond bij zoveel jonge mensen. ‘De kwestie van anderszijn is universeel, zij gaat ons allemaal aan,’ zei hij. ‘Onze omgang met het vreemde laat het richtsnoer van ons persoonlijke bestaan zien en vormt het kader van ons collectieve project. Deze uiterst politieke kwestie zal in de komende dagen weer aan de orde komen, ten goede of ten kwade.’

En daarmee was Horiot bij de Europese verkiezingen beland. De omgang met het vreemde als meetlat, als richtsnoer – door Horiots woorden maakten mijn gedachten een sprong naar een andere Europese auteur die onlangs te gast was in onze contreien: de Italiaanse schrijfster Francesca Melandri, die in Maastricht tijdens het Story-Line programma ‘Europe: Stories of Love and Hate’ werd geïnterviewd door hoogleraar Europese geschiedenis Mathieu Segers. In haar roman De lange weg naar Rome verbindt ze de hedendaagse immigratieproblematiek met het fascistische verleden van Italië. De hoofdpersoon, lerares Ilaria, treft op een dag een zwarte jongen voor de deur van haar appartement aan. Hij is gevlucht uit Ethiopië en beweert dat hij haar neefje is, de zoon van haar broer. Ilaria weet niets van een Afrikaanse halfbroer en duikt in het verleden van haar vader. Dat verleden blijkt getekend door zijn leven als overtuigd fascist en koloniaal in Ethiopië.

Gevraagd naar haar engagement zei Melandri dat dat niet bestaat uit het schrijven over immigratie, Italiaanse politiek of fascisme an sich, maar dat het erom gaat de lezer mee te nemen in de complexiteit van situaties en mensen. ‘Ik kan feiten, daden, veroordelen, maar mensen veroordelen is een ander verhaal. Alleen genuanceerd schrijven creëert een interessante relatie met de lezer. Al het andere leidt tot een preek, of propaganda.’

Al het andere: de grote, opgeblazen woorden van de politiek die in de afgelopen weken leeggelopen zijn. Migranten, klimaat, Brexit, lonen, populisten, nationalisten – woorden die gebruiksvoorwerpen zijn geworden voor agitatie of minachting. Schrijven, literatuur, is een daad van verzet daartegen. Het is de urgentie om iets te zeggen ‘zonder onderbroken of verkeerd verstaan te worden’. Laat Twitter links liggen, schort je oordeel op, verdiep je in het leven van de ander en lees.

 

 

 

 

Reageer

De mythe van het grote verzet

De Limburger, 17 mei 2019

We zitten met een man of twaalf op het station van Valkenburg, in een zaaltje van de Stationnerie. Deze plek was ooit het wachtlokaal van het station, zegt Jan Diederen, geboren en getogen in Valkenburg. Hij vertelt over de rol die de trein heeft gespeeld bij de deportatie van de Valkenburgse joden in de Tweede Wereldoorlog. Voor de meesten was het vanaf hier een enkele reis naar de dood. Maar sommigen ontsnapten, zoals de broers Fredo en Gert Nathan, die de trein uit sprongen en het op een lopen zetten.

Jan Diederen, 82 jaar, is een van de verhalenvertellers bij Open Joodse Huizen, een jaarlijks terugkerend herdenkingsproject op 4 mei. Op plekken waar joden hebben gewoond wordt verteld over hun leven en sterven. Het initiatief ontstond in 2012 in Amsterdam en sindsdien doen er elk jaar meer plaatsen mee. In Limburg vorig jaar Maastricht, dit jaar Valkenburg. Jan Diederen bracht twee publicaties uit over de oorlog: ‘42 Joodse Valkenburgers opgepakt en vermoord’ en ‘Mijn oorlog en bevrijding’.

Na afloop vraag ik Jan waarom hij onderzoek is gaan doen naar het lot van zijn joodse medeburgers. Door zijn kinderen, zegt hij. Die wilden graag dat hij zijn herinneringen aan de oorlog opschreef. Toen is hij in de archieven gedoken en stuitte hij op de verhalen van Fredo en Gert Nathan, van Marja en Leib Eisenberg, van Jacob en Salomon Jacobs, van Bertha Cahn. Allemaal doodgewone Valkenburgers die zich ineens moesten registreren. Die een Jodenster moesten gaan dragen. Die niet meer mochten sleeën op de Cauberg. En die vrijwel allemaal omkwamen in de vernietigingskampen. Diederen besloot toen dat hij eerst hun verhalen ging optekenen, voordat hij aan het zijne begon.

Hij kwam documenten tegen waar hij stil van werd. Zoals een briefje in potlood, een kladblaadje, dat Bertha Cahn in de trein schreef voor haar geliefde: ‘Liefste Jan, ik ben de grote reis aangevangen. Ja, liefste Jan, ‘t ging niet anders, ‘t was het noodlot. Houd je ook flink want ik doe het ook en hoop op een vlug weerziens.’ Bertha Cahn kwam nooit meer terug. Zo houdt Diederen de herinneringen levend aan mensen die dromen hadden zoals u en ik. Geliefden, vrienden, buren, kennissen, de slager, de bakker, de leraar. Allemaal individuen die geen bescherming kregen. Integendeel, vertelt Diederen. De burgemeester van Valkenburg meldt in 1943 ‘dat zich bij het vertrek van de Joden geen stoornissen of moeilijkheden hebben voorgedaan’. Waarom niet? Hoe kon dat?

Die vraag moeten we blijven stellen, zegt de Limburgse historicus Herman van Rens in een recent interview in De Limburger. Van Rens heeft diepgaand onderzoek verricht naar de jodenvervolging in Limburg voor zijn boek Vervolgd in Limburg (2013). ‘We moeten ons realiseren dat de Holocaust hier in onze eigen provincie, in ons eigen land, in onze moderne tijd heeft kunnen plaatshebben,’ zegt Van Rens. ‘Ik denk dat het nodig is dat we daar vragen bij stellen, omdat we onze eigen samenleving niet begrijpen als we ons niet afvragen hoe dat kon gebeuren.’

Na de oorlog groeide in Nederland de mythe over het grote Nederlandse verzet. Die mythe is inmiddels genadeloos ontmaskerd, maar zit bij veel Nederlanders nog diep in het bewustzijn. En dat is een van de verkeerde lessen van de geschiedenis, betoogde de Nederlands-Britse historicus en schrijver Ian Buruma afgelopen maandag in zijn Schumanlezing in Maastricht. De waarheid is dat we goed met de Duitsers hebben meegewerkt. De waarheid is ook dat Limburg daar nog steeds, ook in het jaar van 75 jaar Bevrijding, niet graag aan herinnerd wordt, getuige de moeizame totstandkoming van de struikelstenen en de Open Joodse Huizen hier.

 

 

 

Reageer

Timmermans’ hoogmoed

De Limburger, 3 mei 2019

Al na de openingsronde stond Spitzenkandidat Frans Timmermans 1-0 voor. Niet alleen omdat hij een thuiswedstrijd speelde, niet alleen omdat zijn echte tegenstander, Manfred Weber, ontbrak. Maar omdat hij zijn visies hartstochtelijk en in soepel Engels de zaal in smeet. In een zaal vol internationale studenten scoor je daarmee – vooral als je ze direct aanspreekt op hun toekomst: ‘Waar wil je over tien jaar zijn?’

De in Maastricht geboren Timmermans stal de show afgelopen maandag, tijdens het Maastricht Debate – een gesprek met vijf aanvoerders van Europese politieke partijen, gewijd aan de vragen van jongeren over Europa. Studenten konden tijdens het debat met hun mobieltje een stem uitbrengen op wie het volgens hen het beste deed. Timmermans (PvdA, in de EU deel van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten) ging de hele avond met circa 45 procent aan de leiding.

Nu en dan haalde hij jubelend Pedro Sanchez aan, de Spaanse leider van de sociaaldemocraten die afgelopen weekend in Spanje de nationale verkiezingen wonnen. ‘Het kan wel!’ riep hij. In één moeite door stelde Timmermans een Europees minimumloon voor, riep hij de studenten op vooral ‘groen’ te stemmen en beloofde hij ook – na een expliciete vraag van debatleider Rianne Letschert, rector van de universiteit van Maastricht – dat de volgende Europese commissie voor de helft uit vrouwen zal bestaan.

Tegen die lawine van euro-optimisme en welbespraakte vooruitgangsdrang was weinig bestand, ook al omdat de andere deelnemers eensgezind meegingen in een groener en steviger Europa. De enige eurosceptische deelnemer, de nationaal-conservatieve Tsjech Jan Zahradil, werd ondergesneeuwd. Toch sneed hij belangrijke punten aan, zoals de grote verschillen in welvaart tussen landen en de mogelijke schade aan de economie door een te voortvarend klimaatbeleid. En hij waarschuwde: zijn achterban in Oost-Europa heeft het gevoel dat de EU hun dicteert welke denkbeelden ze wel en niet mogen hebben. ‘Wij willen geen verenigde staten van Europa,’ zei hij.

Doordat de Tsjech, aanvoerder van de Europese fractie van Conservatieven en Hervormers, tijdens het debat op rechts alleen bleef staan, zou je bijna vergeten dat een groeiende groep kiezers straks op eurosceptische partijen gaat stemmen. Volgens prognoses zal het komende Europese parlement meer verdeeld zijn dan ooit, met tal van splinterpartijen en een uitdijend eurosceptisch blok, bestaande uit rechts-populisten van forse politieke partijen uit Frankrijk, Duitsland, Italië, Oostenrijk en, wie weet, Engeland.

Wat is het antwoord hierop van de pro-Europese partijen? Die vraag had ik graag gesteld gezien. Neemt u zich de zorgen die aan de andere kant leven ter harte? Zorgen die grote groepen in de verschillende landen delen – zie de opkomst van Forum voor Democratie hier.

Die zorgen gaan verder dan anti-Europa gevoelens. Het is nogal hoogmoedig dat Timmermans zichzelf al ziet als nieuwe voorzitter van de Europese Commissie. Hoe de socialisten het gaan doen is nog onzeker. Volgens de prognose van Politico, een nieuwssite over Europese politiek, verliezen ze twintig procent aan zetels. Dat hoeft het voorzitterschap van Timmermans niet in de weg te staan, maar hoogmoed leidt tot een kokervisie.

Bij veel Europese burgers leven zorgen over de energietransitie en de consequenties van open grenzen. Daarop wees ook de aanvoerder van de Europees-linkse fractie, Violeta Tomic uit Slovenië, die mede door haar zwakke Engels als laatste eindigde in het debat. Ontsteld bracht ze uit: ‘jongeren rennen weg uit onze landen!’ Haar machteloze uitroep tekent de positie van Oost-Europese landen: jaarlijks emigreren duizenden jonge mensen naar West-Europa. De angst daar voor immigratie uit niet-Europese landen komt dan ineens in een ander licht te staan. Dus Spitzenkandidat Timmermans: zie eurosceptici niet als pain in the ass maar als wake-up call.

 

 

 

Reageer

De illusie van een romanticus

De Limburger, 19 april 2019

De Belgische premier heeft onlangs excuses gemaakt voor de manier waarop kinderen uit gemengde relaties in de voormalige koloniën – Congo, Rwanda en Burundi – zijn behandeld. Uit vrees voor rassenvermenging werden de kinderen in de jaren vijftig bij hun zwarte moeders weggehaald en naar België gestuurd. Daar kwamen ze terecht in weeshuizen en bij adoptiegezinnen. Ze hebben nooit de Belgische nationaliteit gekregen en waren statenloos. Veel kinderen weten nog steeds niet wie hun moeder is.

In een interview met NRC zegt een van hen, de 71-jarige filmmaker Georges Kamanayo, dat hij zijn moeder vond na een zoektocht van tien jaar, zonder enige medewerking van de Belgische overheid. Hij moest het zelf maar uitzoeken. Hij maakte er in 1999 een documentaire over, waarin hij vertelt hoe zijn moeder afstand van hem deed door een document te tekenen dat ze niet kon lezen. Hij was dertien jaar toen hij in België arriveerde.

Kamanyano is al sinds 1974 bezig met lobbyen voor erkenning. Niemand wilde het verhaal horen. ‘Politici hadden nog te veel connecties met de kolonisatie,’ zegt hij nuchter. ‘Jonge mensen hebben dat veel minder, zij zien dat dit een schande was.’ Dat er na zoveel jaar eindelijke gerechtigheid is, gebruikt hij niet als aanklacht, maar ziet hij als een overwinning. De excuses heeft hij als welgemeend geaccepteerd; hij ervaart ze als een stimulans om door te gaan met zijn strijd voor rechtvaardigheid. Kamanyano was ook op het journaal, oprecht ontroerd door het moment waarop de excuses werden uitgesproken. Hij reageerde met een treffende mildheid. Hij noemde het ‘formidabel’ dat België nu erkent dat er misstanden zijn geweest en dat men er iets aan wil doen.

Dat is groots. En stemt tot nederigheid, zou ik zeggen, als het gaat om uitspraken over onze Europese beschaving. Het ‘boreale’ Europa dat Baudet als een idylle voorstelt, heeft veel leed veroorzaakt. Leed dat nog steeds doorsijpelt, niet alleen hier, maar op tal van plekken in de wereld, en dat gelukkig naar buiten komt via journalistiek, literatuur, kunst. Dan horen we verhalen die we niet kenden en begrijpen we ineens gevoeligheden die we niet zagen. En realiseren we ons dat we in Europa misschien een gemeenschappelijke geschiedenis hebben, maar dat iedereen verschillende herinneringen heeft.

Zo weten we dankzij de verhalen van Reggie Baay dat de herinneringen van mensen uit voormalig Nederlands-Indië scherp uiteen kunnen lopen. In zijn boek ‘De njai. Het concubinaat in Nederlands-Indie’ uit 2008, schetst hij het leed van de ‘njai’, de huishoudster en minnares van menige koloniaal die meestal ook de moeder van zijn kinderen werd. Voor de kinderen werd de moeder vaak verzwegen. Ze kregen een stiefmoeder of werden bij familie in Nederland ondergebracht; de moeder zelf werd teruggestuurd naar de kampong.

In de Indische gemeenschap is de njai decennialang een taboe geweest. Indische mensen met een kleurtje beweerden allemaal dat ze Italiaans of Portugees bloed hadden, nooit Indisch, want dat haalde hun status omlaag. Terwijl élke Indische familie, zegt Baay die zich beroept op veel onderzoek, wel een inheemse voormoeder heeft. Dus mogelijk ook Thierry Baudet, met een overgrootmoeder van Indische afkomst. En uiteindelijk hebben we allemaal een kleurtje, want de boreale (borealis, Latijn: noordelijk) mens was zwart, lees ik in het weekblad van de Universiteit Maastricht. Hij leefde tienduizend jaar voor Christus in Noordwest-Europa en had donkere ogen en een getinte huid.

Intussen heeft de boreale wereld van Baudet nooit bestaan. Het is de illusie van een romanticus die is doorgeschoten, een wensdroom die berust op ideeën van de eigen superioriteit die teruggaan tot de ideologie van de nazi’s en de fascisten van Mussolini. Een utopie die leidde tot vernietiging.

 

 

Reageer

Kom met betere antwoorden

De Limburger, 5 april 2019

Schelden, dreigen, de vuisten ballen, met de doosjes van de medicijnen smijten: je maakt het allemaal mee, vertelt de Heerlense apothekersassistente. Het was al een trend de afgelopen jaren, zegt ze, maar sinds er steeds meer medicijnen niet leverbaar zijn, is de agressiviteit aan de balie gestadig opgelopen. ‘We worden dagelijks voor van alles en nog wat uitgemaakt, geldwolven, afzetters. Mensen begrijpen niet dat wij er niets aan kunnen doen.’

Voor apothekersassistenten is de maat vol. Zij staan machteloos, terwijl de agressie een direct gevolg is van de keuzes van regering en zorgverzekeraars. De verzekeraar bepaalt welke medicijnen vergoed worden en dat is volatiel, net als de beurskoersen. Want verzekeraars hanteren een ‘preferentiebeleid’: per werkzame stof vergoedt een verzekeraar één middel. De ene dag wordt een middel vergoed, de volgende dag wordt het vervangen door een ander middel dat goedkoper is. Producenten van goedkope pillen zitten tegenwoordig vooral in India en China en problemen in de productie of aanvoer leiden tot prijsschommelingen.

Geneesmiddelen verdwijnen ook geregeld van de Nederlandse markt, omdat de afzet minder interessant is: klein land, lage medicijnprijzen en relatief laag medicijngebruik. Dan is zo’n preferent middel in de Nederlandse apotheek ineens op en moet de apothekersassistente op zoek naar een alternatief. Maar dat wordt dan niet vergoed, dat moet de patiënt zelf betalen. Per maand moeten apothekers bij 580.000 recepten op zoek naar een alternatief. Het tekort aan medicijnen is de laatste jaren snel opgelopen. In 2014 waren minder dan 100 medicijnen tijdelijk of definitief niet beschikbaar, in 2018 waren dat er 769 (cijfers apothekersorganisatie KNMP).

Daar sta je dan als apotheekmedewerker met een mooie publieke taak: de juiste match maken tussen mens en medicijn, en krijg je ‘stom wijf! fascisten! ik trek je over de balie!’ en medicijndoosjes naar je hoofd geslingerd. Begrijpelijk dat een groeiend aantal apothekersassistenten – zeker in sociaaleconomisch zwakke regio’s waar mensen veel geld kwijt zijn aan zorg –  niet meer met plezier naar het werk gaat. Van dienstverleners zijn ze agressiemanagers geworden. Daarom gaan ze op 1 mei, de Dag van Arbeid, actie voeren. Hoe wrang. De partij ‘van de arbeid’ heeft de afgelopen twee decennia vrolijk meegedanst in de liberale tango, waarin de markt koning is. Wie beschermt hen?

Het KNMP vraagt de overheid om op te treden tegen de uitwassen van de markt. De kosten van niet-beschikbaarheid moeten voor rekening komen van de partijen die hier invloed op hebben: de zorgverzekeraar en fabrikant. Leveringszekerheid moet onderdeel zijn van de inkoopvoorwaarden die verzekeraars met leveranciers overeenkomen. En apothekers moeten de vrijheid krijgen om bij een tekort de patiënt het beste alternatief te bieden zonder dat die daar extra voor moet betalen.

‘Vrijheden kunnen in diskrediet raken als het gevoel van onveiligheid groeit,’ schrijft Paul Scheffer, hoogleraar Europese studies en publicist, in zijn essaybundel De vorm van vrijheid, waarin hij de gevolgen van de globalisering analyseert. Wat er in de apotheek speelt, is een demonstratie van wat er gebeurt als je de markten opengooit, maar er niet voor zorgt dat de mensen die de negatieve gevolgen ervan ondervinden beschermd worden.

Een groeiend gevoel van onveiligheid, zegt Paul Scheffer, drijft mensen naar partijen met grootse beloften van geborgenheid. En de middenpartijen staan erbij en kijken ernaar. Ze zijn voortdurend bezig met crisismanagement. Kom met betere antwoorden, is Scheffers oproep. Dat is de opdracht van de middenpartijen, en van een ‘sociaal Europa’. Stel hardere eisen aan de grote verzekeraars en farmaceuten, en maak ze verantwoordelijk voor de uitwassen van hun metier.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Reageer

Kom op met dat quotum

De Limburger, 22 maart 2019

Marga Klompé werd in 1956 de eerste vrouwelijke minister van Nederland. In 1967 had ze de eerste vrouwelijke premier kunnen zijn, maar ze wimpelde het af: ze vond zichzelf onvoldoende financieel-economisch onderlegd. Klompé, die uitstekend in de dossiers zat, zeven jaar ervaring als minister had, en ook nog buitenlandervaring. Dit lees ik in De ongehoorde helft, waarin historicus en journalist Paul van der Steen de eerste vrouwen op het politieke pluche portretteert.

Een halve eeuw later hebben we nog steeds geen vrouwelijke premier. ‘Stilaan,’ zegt Van der Steen voorzichtig in zijn voorwoord, ‘neig ik toch echt naar afspraken en quota.’ Tijdens zijn studie, begin jaren negentig, was hij nog faliekant tegen positieve discriminatie. Het zou vanzelf wel goed komen, dacht hij, want op zijn opleiding waren de vrouwen ver in de meerderheid.

Het is, bijna dertig jaar later, niet vanzelf goed gekomen. De doorstroom van vrouwen naar de politieke top lukt nauwelijks, hoewel er al jaren kandidaten genoeg zijn. In 2010 pleitte Neelie Kroes daarom voor een quotum. Jaren eerder vond ze nog dat vrouwen zelf moesten knokken; intussen was ze ervan overtuigd geraakt dat vrouwen naar de top belemmerd werden.

Op dit moment is 36 procent van alle parlementariërs vrouw. De PvdA heeft nog nooit een vrouw op nummer één voor de Tweede Kamerverkiezingen gezet. Het kabinet Rutte III telt 24 bewindslieden, van wie tien vrouw. Een fifty-fifty verdeling, waartoe president Macron en premier Trudeau besloten, vond hij niet aan de orde. ‘Mijn streven is de beste mensen te vinden,’ zei Rutte in 2017.

De beste mensen – dat is altijd het argument. Maar wie bepaalt dat? Hoe wordt dat oordeel gevormd? En zitten er soms geen middelmatige mannen op de beste plekken? Mogen middelmatige mannen wel op de beste plekken en vrouwen niet? Ik ga geen lof van de middelmatigheid zingen, maar dit is wel een belangrijk punt. De enorme stijging van het aantal studenten in de afgelopen dertig jaar is vrijwel volledig toe te schrijven aan de prestaties van meisjes. Sinds 2006 zijn er meer vrouwelijke studenten dan mannelijke. En ze doen het beter: halen hogere cijfers en studeren sneller af. Het kwaliteitscriterium voor vrouwen is in dit licht nogal merkwaardig. Het gaat er dus om de beste mensen te vinden, met de nadruk op ‘vinden’. ‘Je moet wel de guts hebben net iets langer door te zoeken,’ zei Feike Sijbesma, de baas van DSM, vorig jaar.

Over bedrijven gesproken, minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) gaf in maart vorig jaar aan dat bedrijven nog een jaar kregen om het wettelijke streefcijfer van 30 procent vrouwen in de top te behalen. Verleden jaar was het aantal vrouwen in de raden van bestuur nog nauwelijks 11 procent, in de raden van commissarissen 15 procent. Een speciale commissie adviseerde voor het eerst om een afdwingbaar quotum in te stellen in de raden van bestuur en commissarissen. De tijd van stimuleren en hopen dat het goed komt is voorbij, stelde de commissie. Van Engelshoven: ‘Ik ga in 2019 afrekenen.’

We zijn benieuwd. Maar het gaat natuurlijk niet alleen om topposities. Evenredigheid moet gelden voor alle mogelijke posities in organisaties. En laten we ophouden over de excuus Truus. Middelmatige mannen zijn een normaal verschijnsel. Vrouwen hoeven niets bijzonders te zijn. Ze hoeven niet de beste te zijn. Vrouwen zijn niet beter, niet slechter, ze vormen gewoon de helft van de bevolking. Zorg dus voor een evenredige man-vrouw verdeling en stel quota in. We lopen achter. België, Duitsland, Noorwegen, IJsland, Spanje, Frankrijk en Italië hebben al quota.

 

 

 

Reageer

Wie brengt het stemplezier terug?

De Limburger, 8 maart 2019

Om nog even in carnavalstaal te blijven: Partij Niks, Lijst Nul gaat op 20 maart weer de grootste worden. Sinds 1999 stemt namelijk meer dan de helft van de mensen niet in de verkiezingen van de Provinciale Staten. Van al die carnavalisten die afgelopen week opgewonden en dolblij door de straten trokken, kan de meerderheid het niet boeien, dat provinciaal bestuur en die senaat.

Wat te doen? Wie trekt zich dit aan? Raakt het politici in het algemeen? In Limburg? Bijna een op de drie kiezers, lees ik, wil de stembus gaan gebruiken om af te rekenen met Rutte III. Dus dat trekt mensen nog naar het stemhokje: om een regering af te straffen. Boeh! Weg ermee! Zouden er nog mensen zijn die opgewonden de straat opgaan om ergens voor te zijn? Die het spannend vinden om te gaan stemmen? Die geloven dat het anders kan? Die een alternatief zien?

Ik kom ze amper tegen. Ik hoor ze niet. Wie moeten we dit aanrekenen? Rutte III? Dat zou te gemakkelijk zijn. Grote groepen mensen voelen zich niet meer vertegenwoordigd. Door geen enkele partij. Ik ben een van hen. Ik weet het niet meer. Volgens de Peilingwijzer gaat populistisch-rechts (PVV en Forum voor Democratie) winst boeken (samen 22 %). Dat is dan toch vooral het gevolg van de verlamming van partijen in het midden en op de linkerflank.

Waarom zijn Groen Links, PvdA, SP en D66 niet in staat om hun verschillen opzij te zetten, over hun eigen schaduw heen te springen en een nieuwe, brede partij te vormen? Ze kunnen hun licht opsteken bij de ideeën van de Green New Deal in de VS: de toekomst moet liberaal, groen én sociaal rechtvaardig tegelijk zijn.

D66-voorman Rob Jetten gaf deze week een interessante voorzet met zijn Kerdijklezing. Hij zei dat er hoognodig een aantal muren gesloopt moeten worden: tussen mensen mét en zonder zekerheid, tussen mensen mét en zonder vermogen, tussen hoogopgeleiden voor wie flexwerk vrijheid is en anders geschoolden voor wie dat een vloek is. Tussen mensen met en zonder macht. Jetten komt met een aantal concrete voorstellen. Waarom zeggen PvdA, Groen Links en SP niet: yes, laten we dat samen gaan doen! Met de Christen Unie, 50+ en Partij voor de Dieren kunnen ze samen 47 procent van de stemmen halen.

Gaan ze die stap nu eindelijk zetten? Dit is het moment. Er zijn waarschuwingen genoeg geweest. Van de commissie-Remkes: de erosie van de democratie ligt op de loer. Van Kim Putters, directeur Sociaal en Cultureel Planbureau: ‘Er hangen in Nederland veel gele hesjes aan de kapstok.’ En van tal van politiek journalisten, schrijvers, commentatoren. De boodschap is: het kan zo niet langer. De technocratische politiek is uitgewerkt.

Maar er wordt niet geluisterd. In een ongemakkelijk essay, waarmee hij heel Italië de gordijnen in joeg, vatte de Italiaanse schrijver Alessandro Baricco de situatie – want overal in Europa speelt hetzelfde probleem – als volgt samen: het pact tussen de elite en het volk is kapot. Het vertrouwen dat een elite, in ruil voor zekere privileges, waakt over een gemeenschappelijke leefruimte waarin het voor iedereen goed leven is, is gesneuveld. De elites zijn in een diepe verdoving en ze hebben maar één antwoord op het morrende volk: ‘there is no alternative’.

Er zitten tal van goede, intelligente, oprechte mensen in de politiek, maar het helpt niet meer. Er gaapt een peilloos gat, waar elke dweper met een vlotte babbel gebruik van kan maken. De vraag is: hoe forceren we een stop? Stemplicht, zoals in België, is geen oplossing. Stemplezier, dat moet terugkomen. Wie doorbreekt de impasse?

 

 

 

 

 

 

Reageer

« Vorige items Volgende pagina » Volgende pagina »