Archief voor augustus, 2018

De valkuil van leuke stukjes

De Limburger, 10 augustus 2018

Toen ik in China woonde, zette ik mijn achtjarige dochter op de internationale afdeling van een Chinese school. Geweldig: ze zou vaardig worden in twee wereldtalen. In de loop van het schooljaar bleek hoe ver de ambities van Chinese en andere Aziatische (Koreaanse, Japanse) moeders reikten. Luid protesterend stonden ze ’s middags voor de schoolpoort: hun kinderen kregen te weinig huiswerk en te weinig toetsen. Het niveau van de lessen moest hoger, hun kinderen moesten harder werken.

Na een jaar vond ik de prestatiedruk welletjes en zocht een andere school: mijn dochter was acht, geen achttien. Een paar Aziatische moeders gaven me gelijk. Maar: ik kon me die luxe permitteren, zij niet. ‘Wij zijn hier met meer dan een miljard mensen! Je moét hier ambitieus zijn!’ En: ‘Wij hebben maar één kind! Dat moét het beste uit zichzelf halen!’ Ik deed mijn dochter op een Amerikaanse internationale school, waar aan het eind van het schooljaar telkens certificaten werden uitgereikt aan leerlingen die in bepaalde vakken uitblonken. Wie stonden er elk jaar op het podium? Aziatische en westerse meisjes en Aziatische jongens. De decaan van de school stootte me aan: ‘kijk, de toekomst.’

Ik moest aan dit alles denken toen ik bij terugkeer van vakantie las dat de websites van het AD en deze krant te haastig waren geweest met een ‘lekkere’ kop boven een artikel over een marktonderzoek, uitgevoerd in opdracht van een uitzendbureau: ‘Bijna driekwart van jonge mannen wil geen vrouw als baas’. Website Nieuwscheckers, factcheckers van de opleiding Journalistiek & Nieuwe Media van de Universiteit Leiden, hield het persbericht tegen het licht. Conclusie: de kop is volstrekt onjuist en ook bij het onderzoek zelf zijn vraagtekens te plaatsen.

Gelukkig dat er tegenwoordig steeds meer feitencontroleurs actief zijn. Tendentieus nieuws is aan de orde van de dag, je hoeft het maar op te rapen. Maar doe je er als kwaliteitskrant je lezers een plezier mee? Je hoopt dat redacties er serieus lering uit trekken: onderzoeken van pr-bureaus schreeuwen om een eigen check. ‘Leuke stukjes’ zijn een valkuil voor de journalistiek: ze gaan met je op de loop.

Want wat doe je eigenlijk als je zo’n fout persbericht overneemt? Dan ben je als nieuwsmedium bezig angsten bloot te leggen die er helemaal niet zijn. In het artikel noemde de directeur van het uitzendbureau de uitkomsten ‘verrassend’. Hij zei: ‘Dat de jonge generatie er zo over denkt, was iets dat ik niet had verwacht.’ Maar dat blijkt dus flauwekul. Niet alleen de kop is kwalijk, het persbericht zelf hangt aan een aanname die niet klopt. De meeste mannen maakt het namelijk niet uit wie hun baas is, zo blijkt.

Je vraagt je af of er bij zo’n pr-bureau zelf een latente angst leeft voor de opkomst van vrouwen als baas? Het is inmiddels duidelijk dat het aantal goed opgeleide vrouwen en niet-westerse mannen dat dingt naar banen in een geglobaliseerde wereld enorm is toegenomen in de laatste twintig jaar. De westerse man stond altijd vanzelfsprekend aan de top van de pikorde. No more. Dat is even wennen.

Ik vrees dat de valkuil van het ‘leuke stukje’ dat met jezelf op de loop gaat, plus een vleug sluimerende angst voor een zwangere vakvrouw, de oorzaak was van het stukje van Ruud Maas waarover deze week ophef ontstond. Maas vond in deze krant de zwangere Jinek ‘niet meer representatief’, ze zat ze erbij ‘alsof ze op camping De Zwetende Otter zat’. Tja, ik kan me er iets bij voorstellen: als vrouwen ook hoogzwanger goed presteren, wat blijft er dan over van de doorsnee man?

 

 

 

 

 

Reageer

Wie verlicht de angsten?

De Limburger, 27 juli 2018

Precies een week nadat minister Blok zijn ‘prikkelende’ speech afstak, gaf Obama een lezing in Johannesburg, ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van Nelson Mandela. Ja, onvergelijkbare grootheden – maar intussen is de halve wereld over Bloks woorden gevallen: van Suriname via het Oostblok tot Singapore en Australië. De Volkskrant sprak van een ‘proefballon’ van Blok: mogelijk wilde de VVD kijken hoe zijn woorden zouden vallen. Als de ontvangst negatief was, kon Blok altijd nog snel excuses maken. De gedachte erachter: de samenleving schuift naar rechts op, dus de VVD moet meeschuiven. De tactiek: inspelen op gevoelens van angst. ‘Diep in onze genen zit dat we een overzichtelijke groep willen hebben…’ (Blok).

Dan Obama. Hij schetst hoe grote groepen mensen hun oor laten hangen naar populistische partijen, bewegingen en leiders, omdat ze zich niet langer vertegenwoordigd voelen. Ze worstelen met het behoud van een baan en een betaalbare woning, hun vertrouwde omgeving is veranderd, hun sociale verbanden zijn verkruimeld. Partijen azen op hun stem, als haaien op een gewonde, gebruikmakend van een politiek van angst en rancune. Die partijen groeien. Moet je daarom zeggen: de idealen van Mandela waren naïef en misleidend? Of blijf je geloven in een multiraciale democratie, in internationale samenwerking? Bied je hoop, vooruitzichten, of bevestig je de wanhoop en blaas je de angsten aan? Het is de verantwoordelijkheid van regeringen en elites om de angsten van mensen te verlichten. Aldus Obama.

Wie neemt die verantwoordelijkheid? Dat is een van de belangrijke vragen in het indringende relaas van de Franse filosoof Didier Eribon, die in zijn boek Terug naar Reims vertelt over het arbeidersmilieu dat hij als student beschaamd de rug had toegekeerd. Eribon was de eerste in zijn familie die naar het voortgezet onderwijs ging. Stoppen met school na lager onderwijs was normaal. ‘Doorleren’ was voor anderen, kinderen die dat ‘leuk’ vonden. Arbeiderskinderen ‘hielden niet van leren’ en gingen veel liever werken.

In het gezin Eribon weerspiegelt zich het drama van de gemarginaliseerde Europese burger. Vader en moeder Eribon werkten beide in een fabriek en voelden een zekere trots tot de arbeidersklasse te behoren, tot een georganiseerde groep, een klasse met mondige woordvoerders. Ze waren lid van de Communistische Partij. Communistisch zijn, schrijft Eribon, was puur pragmatisch gericht op protest tegen de zware werkomstandigheden, en had niets te maken met een verlangen naar een communistisch regime. ‘De Partij’ bood saamhorigheid, een levensvervulling. Thuis, vertelt Eribon, bestond de wereld uit twee kampen: degenen die voor de arbeider waren, ‘ons’, en degenen die tegen de arbeider waren, ‘hen’.

Wie vervult nu de rol die ‘de Partij’ toen innam?, vraagt Eribon zich af. ‘Op wie kunnen ze zich beroepen, op wie kunnen ze bouwen om hun politieke voortbestaan en culturele identiteit te garanderen?’ Thuis, schrijft Eribon verder, was er een primaire afkeer van rechts en extreem-rechts. Tegelijkertijd heerste er een diepgeworteld racisme in communistische arbeiderskringen. Sterker, wat er dagelijks thuis werd besproken stond niet zo ver af van het huidige extreemrechtse gedachtegoed: immigranten terugsturen, sociale uitkeringen beperken tot autochtone Fransen, de doodstraf weer instellen etc. Toen de buurt waarin zijn ouders woonden eind jaren zeventig in meerderheid Noord-Afrikaans was geworden, voelden ze zich verweesd en onveilig. ‘Frans zijn’ werd het centrale element en verving eigenschappen als ‘arbeider zijn’ of ‘links zijn’ – Eribons ouders werden Front National-stemmers.

Eribon werpt een belangrijke vraag op: als je wilt onderzoeken waarom de volksklassen rechts stemmen, moet je je eerst afvragen of de aanname wel klopt dat ze van nature allemaal links stemden. Als het gaat om het verlichten van hun angsten hebben rechtse partijen als de VVD dus een even grote verantwoordelijkheid als linkse.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Reageer

Wie veegt, ordent zijn gedachten

De Limburger, 13 juli 2018

De vakantietijd is aangebroken. In krantenland vaak het moment van correspondentenwissels en komkommerverhalen. Mooi: verhalen van afzwaaiende correspondenten. Nog een fraaie, wat weemoedige terugblik. Nog een lang, laatste verhaal. Vaak een verhaal dat niet in de actualiteit paste en waarvoor nu – de komkommertijd breekt aan (een bizar fenomeen: alsof de wereld stil zou staan) – eindelijk ruimte is. In NRC nam Guus Valk als Amerika-correspondent afscheid met een reisverhaal naar plekken in Arizona, waar Amerikanen zich hebben teruggetrokken uit de samenleving en hun eigen utopia creëren.

Valk koos niet voor niks Arizona, het uitgestrekte woestijngebied waar vrijwel geen overheidsbemoeienis is. Hij ging er op zoek naar mensen die nog een Amerikaanse droom koesteren – hij was ze nauwelijks tegengekomen in zijn jaren als correspondent. ‘Vrijwel alle Amerikanen die ik de afgelopen zeven jaar als correspondent sprak, zijn ontevreden over hun land, en over hun eigen leven.’ Dus op naar Arizona, een staat vol soevereine eenlingen die zich, zoals Valk mooi schrijft, ‘vestigden in een camper of afgelegen hutje, off the grid, meestal zonder elektriciteit en stromend water’.

Hij komt terecht in Arcosanti, waar zo’n honderd mensen wonen in futuristische appartementen, ooit bedacht door een Italiaanse architect en migrant met utopische idealen. Iedereen in Arcosanti heeft werk, van wc’s poetsen tot koken en toeristen rondleiden, en verdient tien euro per uur. Er wonen studenten die hun studie niet meer kunnen betalen en Amerikanen die het politieke klimaat zat zijn, zoals een oud-hoogleraar architectuur uit Boston die zijn land wilde ontvluchten.

Valk landt ook in het plaatsje Snowflake, het utopia voor mensen die zeggen dat ze ziek zijn geworden van het Amerikaanse leven: door straling van telefoons, internet, bestrijdingsmiddelen, kleren, elektriciteit. Onder hun ziekte liggen privéproblemen: schulden, ontslag. Ze hebben een diep wantrouwen tegen de overheid en de mainstream media, lopen bewapend rond, geloven in complottheorieën. Valk tekent op: ‘In Snowflake leeft John Russin met enkele tientallen lotgenoten. Een buurman is allergisch voor computers, wifi en inkt. E-mails laat hij printen en 24 uur drogen. Hij schrijft alleen handgeschreven brieven terug.’

Prachtig, zo’n verhaal. Het vertelt veel over Amerika en laat zien dat ‘kleine’ verhalen belangrijk zijn: de problemen van een land teruggebracht tot de menselijke maat. Het radioprogramma Bureau Buitenland van de VPRO heeft een rubriek waarin een correspondent een geluid laat horen dat veelzeggend is voor het land. De verslaggever in Zuid-Korea liet de klanken van brekend porselein horen: als onderdeel van een therapie mogen gestreste cliënten drie minuten lang bordjes kapot smijten. De Koreaanse prestatiesamenleving teruggebracht tot een geluid.

Welk geluid zou ik vanuit Maastricht laten horen?, vroeg ik me af. Ik denk het gejengel van de blad- en vuilblazers in de vroege ochtend in het centrum van de stad. Gasten die aan het Vrijthof logeren, worden in alle vroegte uit hun slaap gerukt door het borende gejemerieer van blazers die in oneindige verveling papier, bladeren en plastic lopen weg te tetteren. Met hun bolle koptelefoons en vooruitgestoken blaasattribuut zijn het net grote muggen, aanwezig om de mens gek te maken. Sjiek en sjoen in een geluid vervat.

De gemeente stuurt nu accublazers in plaats van benzineblazers. Maar waarom kan er niet gewoon geveegd worden? Een komkommerverhaaltje: ik heb in een land gewoond waar ik elke ochtend gewekt werd door het zanderige, ritmische geschuif van de strobezem. Als ik in Johannesburg dat geluid hoorde, wist ik dat de dag goed begonnen was – degene die de bezem hanteerde, leefde nog. En dat was al heel wat in een land getergd door alledaags geweld. Het is een hoopvol geluid. Wie veegt, ordent zijn gedachten en is klaar om de dag te omarmen.

 

 

 

 

 

 

Reageer

De media zijn wij zelf

De Limburger, 28 juni 2018

‘Je kunt ons niet verantwoordelijk houden voor dingen die we creatief in ons hoofd bedenken,’ zei Denk-fractievoorzitter Farid Azarkan ter verdediging van hun nepadvertentie. Denk had die vorig jaar willen plaatsen als onderdeel van hun campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen. Azarkan zelf was toen campagneleider. De nepreclame bestond uit de leus ‘Na maart gaan we Nederland zuiveren’, met een beeld van Geert Wilders en het logo van de PVV. De advertentie werd getest op een aantal buitenlandse websites, maar niet doorgezet. Het was een proefballonnetje, een Denk-exercitie.

Wel een exercitie die in een paar landen, waaronder Duitsland, intussen een paar duizend keer bekeken was op Facebook. Bij Jinek werd de Denk-voorman daarover onder vuur genomen. Ze hadden willen laten zien, zei Azarkan, dat Wilders ‘steeds verder gaat’, maar uiteindelijk vonden ze de advertentie ‘te ver’ gaan. Ze hadden er vanaf gezien, dus wat was eigenlijk nog het probleem?

Verbijsterend, dat het bekokstoven van nepnieuws an sich blijkbaar geen probleem was. Dat het campagneteam met z’n allen informatie zat te vervalsen, was ondergeschikt aan de politieke afweging dat de advertentie inhoudelijk over het randje was.

Hoe wapenen we ons tegen nepnieuws? In café Zu Hause in Aken organiseerde het Duitse platform voor onderzoeksjournalistiek Correctiv onlangs een avond over dit onderwerp. Voor Correctiv werken twintig journalisten, onder wie drie ‘correctoren’ oftewel factcheckers. Een van die drie, Cristina Helberg, gaf een paar staaltjes nepnieuws die de meesten van ons nooit zullen bereiken, omdat we niet tot de doelgroep behoren.

Zo was er in de aanloop naar de Duitse verkiezingen vorig jaar een bericht over de leider van de SPD, Martin Schulz: ‘Onder het tapijt geveegd: Vader van SPD-kandidaat Martin Schulz liquideerde mensen in concentratiekamp Mauthausen.’ Het nepbericht van onduidelijke herkomst was volgens Helberg gericht gestuurd naar arbeiders in Noord-Rijn Westfalen, bedoeld om de SPD in een kwaad daglicht te zetten en wantrouwen in de democratie te voeden. Helberg vond het bericht op Facebook doordat ze wist binnen te komen in een ‘Zielgruppe’.

Naast zulke rauwe, gefabriceerde berichten zijn er een hoop andere manieren van beïnvloeding die niet zo makkelijk te herkennen zijn, zoals gegoochel met cijfers en vertaalde berichten van media uit het buitenland die, als je de taal niet beheerst, lastig te verifiëren zijn in de oorspronkelijke bron. Transparantie in de journalistiek is meer dan ooit nodig, benadrukte Helberg. Accurate journalistiek kost heel veel tijd. ‘Checken, checken, checken.’

Veel lastiger zijn de valse berichten, gebaseerd op geruchten. Helberg noemde een vals Facebook-bericht dat in Duitsland duizenden keren werd gedeeld: ‘Vanwege ramadan lustrumviering van school verplaatst’. Helberg probeerde de betreffende school te bereiken, maar de schoolleider was zo overspoeld door telefoontjes en berichtjes dat hij de telefoon niet meer opnam. En wat te doen met de talloze tendentieuze, gefotoshopte of uit de context gerukte filmpjes en foto’s die mensen met elkaar delen?

Dergelijke tendentieuze berichten creëren een klimaat, waar we allemaal verantwoordelijkheid voor dragen. Zijn we ons daar voldoende bewust van? Zijn we mediawijs genoeg? Snappen we dat het geld kost om iets uit te zoeken, om cijfers en feiten helder te krijgen? Als factchecker, zei Helberg tot slot in Aken, gunt ze iedereen het boek The Influencing Machine van de Amerikaanse radiomaker Brooke Gladstone.

In dit stripboek verwerpt Gladstone het idee van ‘de media’ als een soort externe kracht die ons manipuleert. Nee, de media zijn een spiegel die onze maatschappelijke en morele overtuigingen reflecteert. We krijgen de media die we verdienen. Als politici nepnieuws gaan maken, hopen we dat er journalisten zijn die dat boven tafel krijgen. En als niemand meer voor journalistiek wil betalen, zegeviert de leugen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Reageer