Archief voor februari, 2018

Wegsturen Palmen helpt niet

De Limburger, 22 februari 2018

 

‘Terroristen-democraten’ noemde Jo Palmen zijn mede-raadsleden in de gemeente Brunssum. Ook: ‘nazi’ of ‘varkenskop’. Ik las dit in het achtergrondverhaal van Hans Goossen en Theo Sniekers in De Limburger van afgelopen zaterdag. Heeft u het nieuws over Brunssum telkens met weerzin terzijde geschoven? Lees dan alsnog dat verhaal en begrijp waarom burgers het vertrouwen in de politiek zijn kwijtgeraakt.

Metselaar en aannemer Jo Palmen, inmiddels 71, ging in de jaren tachtig rechten studeren nadat hij verdachte was geweest van fraude. Hij is dan al een paar jaar raadslid voor het CDA. Ondanks zijn juridische kennis krijgt hij begin jaren negentig een voorwaardelijke celstraf van twee weken wegens valsheid in geschrifte. Het CDA zet hem uit de partij. Met zijn eigen partij BBB/Lijst Palmen gaat hij als een Don Quichot een permanente, verbeten strijd aan met het hele stadsbestuur. Hem is, vindt hij, op alle mogelijke manieren onrecht aan gedaan. In slepende juridische procedures probeert hij zijn gelijk te halen over een lullig lapje grond bij zijn huis. In 2011 dient zijn advocaat bij de gemeente een claim van 1,5 miljoen euro in wegens geleden schade, waarvan bijna 1 miljoen aan ‘immateriële schade’ en een post van 125.000 euro wegens ‘onrechtmatig verkregen leedvermaak’.

Intussen heeft Palmen een forse achterban opgebouwd. In zijn juridisch adviesbureau Palmen Consulting aan de Dorpstraat houdt hij wekelijks spreekuur, waarin hij zijn stadsgenoten gratis van advies dient. Problemen met een uitkering, de aanvraag van een scootmobiel of aanbouwvergunning – Palmen helpt. Hij is begaan met de problemen van zijn medeburgers, die hij ook tegenkomt in het café, de kerk en de vereniging. Het oud-mijnwerkersstadje Brunssum, waar de economische neergang en daaropvolgende krimp een verwoestend spoor trok, kampt met grootstedelijke problemen: veel mensen aan de onderkant, hennepkwekerijen, drugsdealers. Generaties hogeropgeleide jongeren vertrokken.

Palmen groeit uit tot de lokale held van de boze, verweesde burger die al lang niet meer vooruit komt en is vastgeraakt in een oerwoud van regels, die voorzieningen zag verdwijnen en heel goed in de gaten heeft hoe anderen voor zichzelf zorgen – ja, zelfs de burgervaders van Brunssum: de een (Louw Hoogland in 1991) na de ander (Henk Riem in 1994) moet het veld ruimen wegens gesjoemel, zoals snoepreisjes betaald door aannemers. Wie kun je nog vertrouwen?

Palmen weet zich door een groeiende achterban jaar in jaar uit verzekerd van een plaats in de gemeenteraad, waar hij het tot wethouder schopt en de raad al vijfentwintig jaar in een wurggreep houdt. Hoe is dit mogelijk? Wat hebben de klassieke democraten al die jaren laten liggen? Het totale onvermogen van de landelijke partijen (PvdA, D66, SP en VVD) in de raad wordt eens te meer duidelijk als in december 2017 een meerderheid van lokale partijen Palmen blijft steunen, zelfs als uit een integriteitsonderzoek (o, wonder) blijkt dat Palmen een ‘hoog risico’ vormt.

Hoe nu? Hopen dat de minister Palmen wegstuurt? Dat gaat de mensen in Brunssum niet helpen. Het kan anders. In de gemeente Beesel is burgemeester Petra Dassen al een paar jaar bezig met democratische vernieuwing. Toen ze in 2011 aantrad kwam ze terecht in een politiek wespennest. Daar heeft ze de angel uitgetrokken. Met grote bezieling: door overheid en samenleving actief bij elkaar te betrekken. Raadsleden moeten van Dassen de straat op, in gesprek gaan met burgers. Een ‘zorgnetwerk’ regelt dat er hulp geboden wordt, voordat het bij mensen uit de hand loopt. Er zijn gezinscoaches in dienst en er worden waarschuwende gesprekken gevoerd met ontspoorde burgers. Geen wonder dat Petra Dassen voor de tweede keer is verkozen tot beste bestuurder van een kleine gemeente. Ik zou zeggen, Gerd Leers: ga eens koffie drinken met Petra Dassen.

 

 

 

 

 

 

Reageer

Lessen van The Post

De Limburger, 8 februari 2018

 

Het is 1963. Katharine Graham is 46 jaar, heeft vier kinderen en haar echtgenoot, Philip Graham, uitgever van The Washington Post, heeft zelfmoord gepleegd. Nu staat ze zelf aan het roer van de krant die ooit door haar vader was aangekocht. Wat te doen? Haar hele leven had in het teken gestaan van de zorg voor man, kinderen en huis. Sfeer maken, socializen op hoog niveau, maar je terugtrekken als de mannen na het diner een sigaar opsteken en de wereldpolitiek bespreken.

Katharine Graham gaat leiding geven aan een bedrijf dat, van krantenjongen tot hoofdredacteur, wordt gedomineerd door mannen. Ze is überhaupt de eerste Amerikaanse topvrouw in het krantenvak en ze moet het – bij gebrek aan ervaring en zelfvertrouwen – doen met haar intelligentie en intuïtie. Daar begint The Post, de film van Steven Spielberg over de publicatie van de Pentagon Papers, die onthulden hoe het Amerikaanse volk jaar na jaar werd voorgelogen over het verloop van de Vietnamoorlog.

Katharine Graham, gespeeld door Meryl Streep, overweegt een besluit dat ingaat tegen elk zakelijk gezond verstand. Laat ze de publicatie doorgaan, dan kunnen investeerders afhaken en staan de banen van haar werknemers op het spel. Bovendien dreigt een strafzaak wegens het publiceren van staatsgeheimen. Van alle kanten wordt haar door mannen (het bestuur, de eigen advocaat) afgeraden om te publiceren. Ze twijfelt, wint advies in, en vaart uiteindelijk op haar intuïtie, doordrongen van het besef dat ook zij is voorgelogen, dat ook haar zoon in die zinloze oorlog had kunnen sneuvelen. Tegelijk heeft ze de moed om te varen op een klassiek krantenadagium: kwaliteit rendeert. Ze besluit te publiceren. Niet alleen betekende dit een ommekeer in de Vietnamoorlog, maar bovendien veranderde The Washington Post van een kleine, lokale krant tot een krant die zich kon meten met The New York Times.

Spielberg maakte The Post met een activistisch motief. Hij wil de kwaliteitspers een riem onder het hart steken, in tijden waarin de president van Amerika journalisten voor leugenaars en uitschot uitmaakt als het nieuws hem niet bevalt. De film is ook activistisch in andere zin: een onervaren, door mannen voor onbekwaam versleten, middelbare vrouw doet iets wat de mannen onder elkaar nooit voor elkaar hadden gekregen. Een buitenstaander kan wonderen verrichten.

Maar er is nog iets. Zonder iemand die de moed heeft missstanden te lekken, kan er geen onthulling plaatsvinden. Het was de militair analist Daniel Ellsberg die de Pentagon Papers naar buiten smokkelde en daarmee een gevangenisstraf van 115 jaar riskeerde. Om misstanden zichtbaar te krijgen zijn klokkenluiders nodig.

Wat is de les voor de eigenaren van een regionale krant? Vaar op kwaliteit, laat je oren niet hangen naar communicatiestrategen, maar naar de lezers. Vraag vooral (jonge) mensen die de krant niet lezen wat ze van de krant denken. Wat verwachten zij van een regionale krant en wanneer zouden ze er geld voor over hebben? Limburgers zijn wereldwijzer en hoger opgeleid dan ooit, maar willen ook weten wat er in hun regio speelt. Zorg dat mensen die NRC of de Volkskrant lezen De Limburger er (digitaal) bij nemen. Hoe? Door nog meer in te zetten op hoogstaande regionale journalistiek en minder op hits en berichtgeving die al breed op sociale media staat. Zorg dat je dichtbij de lezer komt – een begin is gemaakt met de serie over armoede. Verbind zo’n serie met een Grand Café De Limburger waar gasten maandelijks aanschuiven over een actueel onderwerp. Zet, in navolging van het landelijke Publeaks, Limbo Leaks op, waardoor Limburgers anoniem missstanden kunnen lekken. En last but not least: haal eens een onafhankelijke, slimme vrouw bij de vergadering.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Reageer

Waar blijft de sociaaldemocratie? (2)

De Limburger, 25 januari 2018

 

In reactie op mijn vorige column, waarin ik me afvroeg waar de grote sociaaldemocratische beweging blijft, vroegen een paar lezers zich (verontwaardigd) af hoe ik een link kon leggen met de PVV. Dat zal ik uitleggen.

Ik zie drie redenen waarom mensen die vroeger sociaaldemocratisch stemden tijdens de laatste landelijke verkiezingen zijn afgehaakt. De PvdA heeft in de regeerperiode met de VVD op z’n best de scherpste randjes kunnen afvijlen van het doorlopende neoliberale beleid – zoals ik schetste in mijn vorige column: steeds minder overheidsuitgaven kunnen gefinancierd worden met de opbrengst van winst- en dividendbelasting, terwijl de winst van grote ondernemingen torenhoog blijft groeien. Op z’n slechtst is de PvdA medeverantwoordelijk voor de afbraak van sociale voorzieningen en de opkomst van een samenleving waarin er steeds minder geld verdiend wordt door arbeid en steeds meer door vermogen.

Ten tweede, belangrijker, is het gegeven dat de sociaaldemocratie – ik zeg het breed, want naast de PvdA geldt dit ook voor GroenLinks en de SP – niet in staat is geweest een eigen, brede visie op de toekomst te ontwikkelen. Een visie die ver vooruit kijkt, niet vier jaar, maar veertig jaar. Een visie die de grote vragen verbindt: bestaanszekerheid in de toekomst van mensen zonder vermogen (gaat de aow straks helemaal afgeschaft worden, omdat we allemaal 90 worden?), de robotisering, de grote migratiestromen, vragen rond data en privacy (overheid en grote bedrijven als Big Brothers), het milieu.

Ten derde, misschien wel het belangrijkste punt, sociaaldemocratische partijen zijn niet in staat geweest een brug te slaan tussen degenen die sociaaleconomisch geconfronteerd worden met stilstand of zelfs achteruitgang (inclusief de eerste generatie Turkse en Marokkaanse migranten) en de meer bemiddelde en hogeropgeleide, progressieve en jonge idealistische burgers.

Het resultaat is polarisatie en versplintering van partijen en partijtjes die elk voor een eigen zaak strijden: de ouderenpartij, de dierenpartij, de moslimpartij, de anti-moslimpartij, de Nexitpartij, de anti-elitepartij…Een onontkoombare vraag doemt op: is het huidige politieke bestel nog wel houdbaar? Zou het niet veel beter zijn wanneer burgers zouden kunnen stemmen over thema’s in plaats van op partijen?

Naast economische onzekerheid is migratie het belangrijkste thema dat burgers bezighoudt en uit elkaar drijft. Een sociaaldemocratische beweging zou daarom alles moeten inzetten op het slechten van de uit de hand gelopen tegenstelling tussen Gutmensch en vreemdelingenhater, tussen voor of tegen vluchtelingen, tussen ‘humane’ en ‘strenge’ opvang. Er moet een helder, rationeel migratiebeleid komen, met een duidelijk onderscheid tussen asielzoekers die vluchten voor oorlog en vervolging en zij die op zoek zijn naar werk en een beter leven.

Migratie zou een bron van groei en verbinding moeten zijn, stelt Antonio Guterres, de secretaris-generaal van de VN, in een recent opiniestuk in NRC. Hij schrijft: ‘Het lot van de duizenden die sterven in pogingen om zeeën en woestijnen over te steken, is niet alleen een menselijke tragedie. Het geeft ook de ernst van het falende beleid weer: namelijk dat ongereguleerde massabewegingen in wanhopige omstandigheden het gevoel voeden dat grenzen worden bedreigd en dat regeringen de situatie niet onder controle hebben.’

Het is precies dat gevoel dat mensen naar populistische partijen drijft. Het is dus zaak het beleid om te gooien. Guterres stelt dan ook voor om legale migratieroutes in te voeren. Hierdoor kunnen overheden de buitenlandse arbeid aantrekken die ze nodig hebben, terwijl migranten de kans krijgen om geld te verdienen en het leven van hun families thuis te verbeteren.

Waar het om gaat is dat de belangrijke thema’s partij-overstijgend zijn. Als sociaaldemocraten niet in gesprek gaan met de mensen die ze zijn kwijtgeraakt – zoals PVV’ers – hebben we straks een Nederlandse variant van Trump als premier.

 

 

 

 

 

 

 

Reageer

Waar blijft de sociaaldemocratie?

De Limburger, 11 januari 2018

 

De inkomenskloof en groepen burgers die met de rug naar elkaar toe staan – twee kolossale thema’s voor de politiek in het komende jaar. Economisch wordt het een piekjaar, de beurzen jubelen, maar in de lonen zit geen schot en de banengroei zit voornamelijk in uitzend- en flexwerk. Vorige week staakten werknemers in het streekvervoer om naar de wc te mogen. Hoe laag kun je zinken als land. Waar blijft een grote sociaaldemocratische beweging?

In oktober afgelopen jaar schetste Menno Tamminga, financieel redacteur van NRC en auteur van ‘De uitverkoop van Nederland’, hoe belastingverlagingen van het nieuwe kabinet leiden tot verdere ongelijkheid in Nederland: ‘In 2000 belastte de Nederlandse fiscus winsten van ondernemingen tegen een tarief van 35 procent, nu is dat 25 procent. In 2021 mikt het nieuwe kabinet van VVD, CDA, D66 en Christenunie op 21 procent. Een verlaging van deze zogeheten vennootschapsbelasting van 40 procent over een periode van ruim twintig jaar. De belasting op dividend verdwijnt zelfs helemaal (…) In 2000, een economisch piekjaar, kon het kabinet ruim 12 procent van de overheidsuitgaven financieren met de opbrengst van de winst- en dividendbelasting. In 2007, ook een piekjaar, was dat ruim 11 procent. In 2018, nog een economisch piekjaar, wordt het volgens de Miljoenennota 9 procent.’

Met andere woorden: terwijl grote ondernemingen hun winsten verder zien stijgen, laten zij werknemers daarin niet meedelen en dragen zij steeds minder bij aan de collectieve voorzieningen waarop een sociale samenleving is gebouwd. En mensen zich maar afvragen hoe het toch komt dat er geen geld is voor loonsverhogingen, fatsoenlijke rustpauzes en vaste banen. Hoe het komt dat alles sneller moet, met minder mensen, voor minder geld. Dat jongeren slingeren tussen uitzend- en flexcontract en vergeefs naar betaalbare huurwoningen zoeken – koopwoningen zijn weggelegd voor de happy few met vaste banen en vermogen.

Dit alles is gebeurd met medewerking van de Partij van de Arbeid, ooit de grootste sociaaldemocratische partij. Als zo’n grote partij niet in staat is geweest een verschil te maken ten opzichte van het beleid van centrum-rechts, welke partij komt dan op voor de bestaanszekerheid van de doorsnee werknemer, van de ondernemers in het midden- en kleinbedrijf, van al die zzp’ers en flexwerkers, van ouderen met alleen aow, van vluchtelingen, van mensen aan de onderkant? Hoe langer de leemte duurt, hoe meer partijen van populistische snit erin zullen duiken en hoe meer burgers met de rug naar elkaar zullen gaan staan: hoogopgeleid en lager opgeleid, vermogend en modaal, Nederlander en nieuwkomer. Tel daarbij op de ongerustheid van burgers over hun veiligheid en de angst voor verlies van eigen identiteit en de conclusie is dat de populistische revolte niet zomaar wegzakt – zie de opkomst van Thierry Baudet.

Een sociaaldemocratische beweging moet daarom ook luisteren naar iemand als Paul Scheffer, die zich als publicist en hoogleraar Europese Studies al jaren bezighoudt met het thema van integratie, onder meer in zijn boek ‘Het land van aankomst’. Twee jaar geleden pleitte hij voor een quotum op vluchtelingen, zoals een klassiek immigratieland als Canada met zijn geliefde premier Justin Trudeau al lang doet. In een recent interview in Het Financieele Dagblad zei Scheffer: ‘Je maakt de ruimte voor opvang groter naarmate je duidelijker bent over de begrenzing ervan. De samenleving wil weten waar ze aan toe is. Er is veel morele energie in Nederland, maar als je mensen overvraagt, gaat het geweten in staking. Dat is de kortste weg naar verdere polarisatie en agressie.’

De keuzes die regio’s maken worden steeds belangrijker. In Limburg gaat de PVV meedoen in drie gemeenten: Venlo, Maastricht en Sittard-Geleen. Sociaaldemocraten van alle signatuur: klem de PVV aan de borst in en laat haar niet ontsnappen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Reageer

Adieu Calimero

De Limburger, 28 december 2017

Kunnen we het in het nieuwe jaar niet meer over de Limburgse identiteit hebben? Met koningin Máxima geloof ik niet dat dé Nederlander bestaat; dé Limburger bestaat ook niet. Dé Limburger is goed voor branding, voor promotie van de provincie. Een mens is geen merk. Een identiteit perkt in en maakt een maatschappelijk verschijnsel van je. Daar komen ongelukken van, waarschuwde de Libanees-Franse schrijver Amin Maalouf alweer twintig jaar geleden in zijn essay ‘Moorddadige identiteiten’. Als je mensen dwingt om te kiezen, stelde Maalouf – zelf Arabier, Fransman en christen – zullen ze in conflict komen met zichzelf en dat zal leiden tot frustratie, intolerantie en woede.

Laat het ook afgelopen zijn met het woord Calimero of Calimero-complex. Het is gedateerde beeldvorming, een zelfopgelegd clichébeeld. Als je iets maar vaak genoeg herhaalt, lijkt het vanzelf waarheid te worden, ja een feit. Maar het is mensenwerk, een constructie die je, in coaching jargon, proactief kan veranderen. Ik doe een voorzet. Ten eerste: het woord Calimero duidt op een minderwaardigheidscomplex, terwijl er bij de zuiderling eerder sprake is van een zeker superioriteitsgevoel ten aanzien van de onbeschaamde, te luid pratende Hollander. Het gaat om een gevoel van afkeer, of soms van plaatsvervangende schaamte – eigenlijk precies zoals ik dat in China gezien heb: westerlingen die hun stem verheffen, botweg een mening verkondigen, boos worden – daar worden Chinezen heel ongemakkelijk van. Ze voelen plaatsvervangende schaamte en hebben medelijden met de ander die gezichtsverlies heeft geleden. Ze trekken zich terug en glimlachen. En de westerling interpreteert dit als zwakte.

Ten tweede doet het zuiden van Nederland (en Vlaanderen) qua attitude internationaal mee: de omweg, de inkleding, de suggestie voert internationaal de boventoon in de omgang. Op basis van mijn jaren in de internationale gemeenschap van Shanghai kan ik zeggen dat de Hollandse attitude exceptioneel is. Alleen Amerikanen en Israëliërs zijn net zo direct en assertief, maar zij zijn daarin welgemanierder. Onder het motto ‘ik zeg gewoon wat ik denk’ verwarren Nederlanders openheid en assertiviteit met onbeschaamdheid en botheid. Daarom doet iemand als Frans Timmermans het zo goed in het buitenland. Hij is scherp op de inhoud, maar in de vorm altijd beleefd. Het vormverschil doet ertoe. Zoals Peter Vandermeersch, Vlaming en hoofdredacteur van NRC, het uitdrukt: Vlaanderen is erotiek, Nederland is porno.

Tegelijk moeten we bedenken: de Hollandse directheid is net zo goed een constructie, een cliché. Bovendien is een zekere directheid wel verfrissend, en werkt de zuidelijke houding vaak nogal remmend: je spreekt je uit, staat ergens voor en meteen voelt men zich in een hoek gedrukt, aangevallen of erger. Peter Vandermeersch heeft, ondanks zijn voorliefde voor de Vlaamse verhulling, de Nederlandse nationaliteit aangenomen.

Nu nog even over de Limburgse gastvrijheid. Want ook dat is zelfgecreëerde beeldvorming. Theatermaker Lana Nasser zei daar vorige week in haar column iets interessants over: gastvrijheid en openheid zijn niet synoniem. ‘Het aanbieden van eten en een slaapplek betekent niet dat iedere vreemdeling wordt omhelsd,’ schrijft ze. ‘Limburg is niet meer dat homogene dorp. Om een open en lichte gemeenschap te creëren, moet iedereen meedoen, het gastvolk en de gast.’

Als laatste: De Correspondent onderzocht onlangs de vermeende kloof tussen de Randstad en de regio’s en constateerde dat die vooral bestaat uit…een kloof in media-aandacht. Een formidabele open deur, maar toch goed om even te memoreren. Er zitten gewoon veel minder journalisten in de provincies. Maastricht bungelt onderaan wat betreft het aantal journalisten ten opzichte van andere steden. Veel minder onderwerpen en verhalen uit Limburg in de media dus. Tijd dus om meer van ons te laten horen. Niet langer chez nous, maar en marche!

 

 

 

Reageer

Vrouwen: Schrijf!

De Limburger, 14 december 2017

 

Ik heb het even geturfd. Sinds ik aantrad als columnist van deze krant, op 15 februari dit jaar, zijn er 43 weken voorbijgaan. Elke week schrijven vijf opiniemakers (alle dagen behalve maandag) op deze plek een stuk in de krant. Dat levert in totaal 215 opiniestukken op. Daar gaan een stuk of tien bijdragen vanaf door vrije dagen en de vakantieperiode waarin geen opiniestukken verschenen. Kom ik uit op 205 opiniestukken. Daarvan schreef ik er elf (één maal per maand), andere vrouwen schreven er bij elkaar 17, in totaal dus 28 stukken geschreven door een vrouw. In totaal is dit ongeveer 14 procent.

Ik weet niet wat u ervan vindt, maar ik schiet ervan in de lach – zo absurd is het. Tel hierbij op dat op maandag twee heren met elkaar van gedachten wisselen over Limburgse zaken en dat van alle columnisten die de krant rijk is er twee vrouw zijn – Ank Aerts in Scala en ikzelf op deze plek – dan is de conclusie dat De Limburger wat opinie betreft een echte man is.

Ik geloof niet dat de krant dit zo gewild heeft. Het sluipt erin, zoals in veel organisaties: mannen maken van oudsher de dienst uit en stellen mensen aan die op henzelf lijken – in de heilige overtuiging dat ze ‘de beste’ aangesteld hebben. Veelzeggend is in dit verband het redactionele commentaar, een paar weken geleden, op het ontluisterend rolbevestigende filmpje van Connect Limburg dat door een aantal vrouwelijke hoogleraren van de Universiteit Maastricht was bekritiseerd. De krant gaf de vrouwen groot gelijk en noemde het filmpje ‘niet alleen oubollig, maar ook volstrekt anachronistisch’. Ha! Ging de krant nu de hand in eigen boezem steken? Of zagen ze het zelf niet op de redactie? Als je ergens maar lang genoeg woont, vallen de scheve muren niet meer op.

Wat betekent een scheef opinieperspectief in de krant? Ik constateer een trend: opiniemannen (vooral de oudere) neigen naar een pessimistisch wereldbeeld, houden van ‘name dropping’ en doen nogal eens aan ‘mansplaining’ (paternalistisch uitleg geven over zaken die bekend zijn). Belangrijker is dat een meer diverse opiniemakerspoule leidt tot meerstemmigheid in opinies, dus tot een prikkelender, aantrekkelijker dagblad.

Nu is de vraag: waarom zijn vrouwen niet actiever, waarom zijn ze minder bereid zich in de krant uit te spreken over dringende, actuele vraagstukken? Geen tijd? Geen prioriteit? Of worden ze niet benaderd? En hoe zit het met de vrouwen op de redactie, hebben zij niet de ambitie om columnist te worden? Is de ambitie er niet of worden ze ontmoedigd?

Maar er is een positief signaal, de krant heeft mij gevraagd om vaker te schrijven: ‘gezien de kwaliteit van je bijdragen en je brede, maatschappelijke scope’. Dat u het weet. Om de week zal ik op deze pagina te lezen zijn. Maar dat is echt niet genoeg. Dus ik doe een oproep aan jullie, dames: je hebt iets te zeggen! Engageer je! Dat is broodnodig, ook om nog een andere reden: een krant is geen ‘mediaproduct’ met ‘content’. Een krant is een meneer (m/v). De krant gaat achter de feiten aan, zoekt de waarheid, doet onderzoek naar bedrog, biedt kwaliteitsfotografie. Een kwaliteitskrant is een waakhond, geen bediende. Voortbestaan van de krant is afhankelijk van haar lezers, van hun betrokkenheid. Als De Limburger in de toekomst een meneer m/v wil blijven, moeten ook vrouwen hun stem laten horen. Schrijf! Twijfel je of je het allemaal goed hebt verwoord? Neem dan contact met mij op via de opinieredactie. Laat Facebook links liggen, sla de yogales over, zet manlief aan het werk en schrijf!

 

Reageer

De lessen van #MeToo

PDF variant

De Limburger, 16 november 2017

Wat zijn de lessen van #metoo? Seksueel machtsmisbruik is op de kaart gezet en mannen zijn gewaarschuwd: je komt niet meer weg met seksuele intimidatie, aanranding of erger. Maar ook niet meer met seksistische opmerkingen, grappig bedoeld of niet. Wat doen bedrijven en instellingen ermee? Zij moeten het onderwerp agenderen en ervoor zorgen dat ze een helder protocol hebben en naleven inzake seksuele intimidatie en agressie.

Hoe cruciaal dat is leert een praktijkgeval waaraan ik een aantal jaar geleden werkte als journalist. Een politieagent was door een vrouwelijke collega beschuldigd van aanranding na een hardhandige fouillering tijdens een training. Het incident geeft inzicht in de problematiek van externe krachten, van onbegrip en misverstanden die de zaak vertroebelen op het moment dat er geen duidelijk protocol is in geval van een beschuldiging.

Op het moment van het incident zit de groep agenten die de training volgt al bijna twee weken intern op de opleiding. Ze oefenen samen, vechten samen, eten en drinken samen en halen uit verveling – de cursus is niet erg uitdagend – een hoop ongein uit. Daar zitten ook ongepaste, seksistische geintjes bij. De agente meldt later dat ze zich al geruime tijd ergerde aan seksueel getinte grappen en grollen van haar collega.

Het incident vindt plaats tijdens een oefening waarbij een gevaarlijke verdachte uit een auto gepraat moet worden. De agente speelt een recalcitrante, onwillige verdachte met (nep)vuurwapen in de broekband. De collega boeit haar en fouilleert snel en hardhandig. Hij controleert de broekband, de borstkas en fouilleert de benen. Zij vloekt.

Een docent van de politieacademie staat op twee meter afstand om de oefening te beoordelen. Hij vraagt of er iets aan de hand is. De agente wuift het weg. Bij de volgende oefening zitten de hardhandige agent en de agente bij elkaar in de auto. De agent zegt sorry, zij geeft aan dat het wel goed is. Na de oefening vraagt de toezichthoudende docent of ze het besproken hebben. Beiden bevestigen dit.

De zaak lijkt afgedaan, maar twee dagen later vertelt de agente tegen collega’s dat de agent haar vol bij kruis en borsten heeft gepakt. Die collega’s bellen de toezichthoudende docent; er wordt nog een andere docent van de academie bijgehaald. Het resultaat is dat de hardhandige agent nog diezelfde avond van zijn bed wordt gelicht en van de politieacademie wordt gestuurd.

In de vier weken erop gebeurt er niets. De politieacademie noch het eigen korps doen een poging om het relaas van de betrokkenen te horen. Vertrouwenspersonen worden niet ingeschakeld. Er komt een geruchtenstroom op gang: de agent wordt op de academie al als aanrander gezien.

Na een maand doet de agente aangifte van aanranding. Een docent van de academie zoekt haar daags voordat ze besluit die aangifte te doen thuis op, zo blijkt uit het politiedossier. Hij vertelt dat hij de beschuldigde agent al lang kent en dat het hem niet verbaast dat hij ‘zoiets’ heeft gedaan.

Die gang van zaken vertroebelt de zaak. De agent staat op de academie bekend als een ‘lastpak’, iemand die kritisch is over de opleiding en die kritiek ook goedgebekt en luid ventileert. Hij vecht zijn aangezegde ontslag aan met hulp van een advocaat. Het leidt ertoe dat hij van de ergste blaam wordt gezuiverd: met een proefperiode van twee jaar mag hij bij de politie blijven. Fysiek en geestelijk krijgt hij een klap: depressief, hartklachten.

Beide agenten hadden meteen een vertrouwenspersoon toegewezen moeten krijgen. Alleen zo hadden zowel beschuldiger als beschuldigde beschermd kunnen worden tegen willekeur. In feite heeft de politieacademie deze man voor de leeuwen geworpen.

 

 

 

Reageer

Het spook van de stilte

De Limburger 19 oktober 2017

 

Drie weken geleden zag ik op Docfest, het bijzondere documentaire festival in Maastricht, een documentaire waarvan de beelden me blijven achtervolgen: City of Ghosts, van de Amerikaanse maker Matthew Heineman, over de activistische burgerjournalisten van Raqqa is Being Slaughtered Silently (kortweg RBSS), een initiatief uit de Syrische stad die in 2013 werd ingenomen door IS en de ‘hoofdstad’ van het kalifaat zou worden. Raqqa werd afgesneden van de buitenwereld; alleen dankzij het beeldmateriaal van RBSS via sociale media raakte de wereld op de hoogte van de barbarij van IS – openbare executies, afgehakte hoofden, honger, gewelddadige zedenpolitie, een stad in de wurggreep van de angst.

De burgerjournalisten van RBSS zijn gewone jongens in het slaperige, provinciale Raqqa – studenten en jonge leraren, vooral bezig met feestjes en met elkaar. Door de opstand tegen president Assad in 2011 worden ze politiek wakker en door de komst van IS raken ze verzeild in een strijd op leven en dood. Want vanaf dag één maakt IS jacht op hen. De video’s van RBSS maken korte metten met het beeld van het paradijselijke kalifaat dat IS zelf via gelikte, Hollywood-achtige filmpjes verspreidt.

Al snel wordt een van hen opgepakt, zijn materiaal – met filmpjes en namen van de organisatie – ontdekt. Hij wordt meteen geliquideerd. Ze vluchten naar naburig Turkije, waar ze evenmin veilig zijn – op klaarlichte dag wordt een lid op straat doodgeschoten. De groep vlucht verder, naar Duitsland, waar ze in safe houses worden ondergebracht, hun filmpjes blijven uploaden en de doodsbedreigingen blijven binnenkomen.

De stilte doorbreken – dat was en is het doel van de groep: met het einde van IS in Raqqa zal, zo benadrukken zij in de documentaire, de ideologie niet verdwenen zijn. Integendeel, de digitale IS, met aanhangers over de hele wereld, zal virulenter worden dan ooit. Slim, met virtuele technieken, verzieken ze kwetsbare jongeren in heel Europa.

In Maastricht was Claire van Dyck aanwezig voor een aftertalk. Van Dyck is onderzoeksjournalist van deze krant en coauteur van het boek ‘Sultan en de lokroep van de jihad’, over een jongen uit Wittevrouwenveld die radicaliseerde, naar Syrië vertrok en zich, mét twintig onschuldige burgers, in Baghdad opblies. Van Dyck vertelde over het vaak ondoorgrondelijke amalgaam van beweegredenen van jongeren om zich aan te sluiten bij zo’n extremistische, gewelddadige organisatie. Maar één ding is een constante: het radicaal islamitische netwerk is alom en heel invloedrijk. Uitgesproken verzet van gematigde gelovigen heeft consequenties voor hen – eerst is er kalme druk, dan grimmige dreiging. Daarom, zei Van Dyck, mogen we, net als de jongens van RBSS, niet zwijgen. ‘Realiseer je: mensen uit dat netwerk zitten hier, in onze eigen buurten.’

Het is dus zaak dat erover gesproken wordt, in onze moskeeën, buurthuizen, discussiepanels, en vooral: op onze scholen. De school waar Sultan toerisme studeerde, het Leeuwenborgh college, is kopschuw geworden en wil de affaire het liefst vergeten; de gemeente is bang voor reputatieschade en, begrijpelijk, opgeklopte hysterie, waardoor ze het onderwerp radicalisering het liefst stil houdt. Maar het is tijd om lawaai te maken. Op dit moment wordt in Maastricht gevreesd voor een coup in de moskee door een groep jonge salafisten. Dit bevestigt de urgentie van het onderwerp; het is een landelijke trend. Het gaat niet om een van de werkelijkheid losgezongen Rooms achterhoedegevecht (nieuwe bisschop Roermond), het gaat om een ideologie die een groep jonge mensen in Limburg inspireert en hun gedachten verziekt. Liberale moslims hier zwijgen liever over dit probleem – uit angst voor radicalen. Niet uit Raqqa, maar uit hun eigen omgeving.

 

 

 

 

 

Reageer

Een Limburgs Luizenfonds

De Limburger, 26 september 2017

 

Voor mij zitten twintig kersverse eerstejaarsstudenten uit dertien verschillende landen. Twintig intelligente, creatieve jonge mensen. We trappen af met een rondje over de stand van de kranten in hun land. Mexico is verloren, journalisten zijn er opgejaagd wild, vertelt Diana. Rusland – Liuda houdt een betoog van tien minuten over hoezeer zelfcensuur onder de huid van de gewone Rus is gekropen. Alles is propaganda; de staat en de media worden ten diepste gewantrouwd. In Zuid-Afrika, zegt Isobel, is een grote diversiteit aan media, maar de macht van tabloids en trollen is een gevaar voor de democratie.

Dan westerse landen, de VS, Canada, Noorwegen, Denemarken, Italië, Spanje, Duitsland, Engeland en Nederland – hun algemene conclusie: kranten laten zich leiden door geld, zijn in handen van slechts enkele magnaten, zijn niet onafhankelijk, hebben een linkse of rechtse agenda. Meestal rechts, zie de tabloids in Engeland, die een verwoestende rol hebben gespeeld bij de Brexit, soms links, zoals in Duitsland: uit angst voor de opkomst van de AfD doen kranten aan zelfcensuur.

Niet één student leest standaard een krant of peinst erover een abonnement te nemen, ook niet digitaal. Niet betrouwbaar, onafhankelijk (genoeg), teveel trash (sensatieberichten, lifestyle). Bovendien kost een krant geld. Zij gebruiken hun eigen bronnen, zoals: gerichte informatie op YouTube, podcasts, gespecialiseerde websites. Als het zo uitkomt, worden traditionele, internationale media (The New York Times, The Guardian, BBC) wel geraadpleegd, maar dan gericht: een analyse, een achtergrondartikel, een opiniestuk.

Conclusie: voor jongeren lijkt de krant in z’n huidige vorm geen toekomst te hebben. Ook digitaal niet. Adverteerders verdwijnen vrijwel volledig naar Google en Facebook. Pogingen om jonge lezers te bereiken met kek beelddesign of lollige filmpjes zijn zinloos. Jongeren uit de middenklasse lezen ‘peer-to-peer’, via sociale media. Hogeropgeleide jongeren vinden hun eigen bronnen. De krant moet het hebben van de oudere lezers, die graag breed geïnformeerd willen worden over de wereld, het land, de regio. Maar in hoeverre worden kritische lezers nog voldoende bediend? Lifestyle en ‘sponsored content’ knagen aan de journalistieke principes.

Wat te doen? In Zuid-Afrika, waar ik jarenlang woonde, richtte journalist Sam Sole uit onvrede over de commerciële, ‘fast-food’ journalistiek een centrum voor onderzoeksjournalistiek op, AmaBhungane, Zoeloe voor De Mestkevers, een non-profit organisatie die gefinancierd wordt door donors – vermogende, sociaal verantwoordelijke individuen en organisaties die de journalistiek en de democratie willen stimuleren. De Mestkevers (‘Naar vuil graven, de democratie bemesten’) hebben een jaarlijks budget van een half miljoen euro voor verhalen die diepgravend onderzoek vergen. Eenzelfde initiatief, dichterbij, is Correctiv.org in Duitsland. De journalistieke toekomst ligt bij dergelijke initiatieven. En bij de overheid, die haar eigen tegenspraak zal moeten organiseren, willen we de democratie levend houden. Kritische lezers willen journalistiek die misstanden uitzoekt en de (lokale) macht controleert. Journalistiek als waakhond, niet als entertainment.

Een mooie opdracht voor de provincie Limburg. Organiseer je eigen tegenspraak door een onafhankelijk journalistiek onderzoeksfonds in het leven te roepen. Voor luizen in de pels die Limburgse tegels lichten. Denk lange termijn en ruim, dus trek minstens vijf miljoen uit voor een periode van tien jaar en versterk daarmee de goede onderzoeksjournalisten die Limburg al rijk is, onder wie journalisten van deze krant, zonder je overigens aan een mediaconcern te binden. Een investering in kritische infrastructuur, essentieel voor een democratie. Een strategische stap voor een provincie die uit haar pot van bijna 1,5 miljard euro aan Essentgelden 45 miljoen uittrekt om Maastricht Aachen Airport uit het slop te trekken, 46 miljoen voor nieuwe proeffabrieken op de Brightlands Chemelot Campus in Geleen en 45 miljoen voor de oprichting van twee nieuwe wetenschappelijke instituten bij het Academisch Ziekenhuis van Maastricht. Het Limburgse Luizenfonds – vijf miljoen euro, een schijntje.

Reageer

Aan de slag met basisinkomen

De Limburger, 23 augustus 2017

 

Paternalisme is het grootste struikelblok in de bestrijding van armoede. Het houdt het negatieve (zelf)beeld van arme mensen in stand en leidt tot levenskeuzes die welvarende mensen nooit voor zichzelf zouden maken. Dat is de kern van de kritiek op armoedebestrijding van de Amerikaanse welzijnswerker Lim Miller in zijn boek ‘Most of What You Believe about Poverty is Wrong’ dat vorige week verscheen. Miller werkte decennia als buurtwerker in Californië en moest op bepaald moment constateren dat hij de armoede misschien wel iets verlicht had, maar dat er in al die jaren niets fundamenteel veranderd was in de economische mobiliteit van de mensen die hij begeleidde. Sterker, hij kwam erachter dat hij zelf deel was van het probleem: welzijnswerkers zorgen ervoor dat de capaciteiten van arme mensen verborgen blijven, juist door hun hulp, advies en begeleiding.

Miller gooide de welzijnswerkers uit zijn organisatie en richtte een platform op waarmee arme gezinnen een netwerk kunnen opbouwen en ervaringen uitwisselen. Hij zocht partijen die studiebeurzen en leningen wilden geven, die investeringen wilden doen – precies wat welvarende mensen ook doen.

Het is een aanpak die aansluit bij een aantal initiatieven en ideeën in Limburg. Allereerst bij de opmerkingen die Lieve Schouterden onlangs in deze krant maakte. Schouterden heeft de leiding over het project Werving VDL Nedcar, waarin gemeenten, UWV en uitzendbureaus samenwerken. Ze zorgde ervoor dat bijna duizend Limburgse bijstandsgerechtigden een baan kregen. Een vrouw uit de bedrijfspraktijk dus, geen hulpverlener. Zij constateerde gaandeweg haar job dat het huidige systeem van de bijstand volstrekt contraproductief is. Daarom pleit ze voor een basisinkomen. Dat zal prikkelen en motiveren om werk te zoeken, stelt ze.

Ze raakt daarbij aan de kern van het bijstands- cq armenprobleem: mensen zitten in de wurggreep van de dagelijkse worsteling om rond te komen, terwijl er door de bevoogding en het geringe (zelf) beeld te weinig beroep wordt gedaan op hun eigen creativiteit, initiatief of talent. De bevoogdende mentaliteit zit diep. ‘De bijstand is een vangnet, geen hangmat,’ aldus De Limburger in een commentaar. Ouderwets wantrouwen en dedain.

Gelukkig is in Maastricht, in navolging van Tilburg, de Quiet Community gestart. Dit initiatief is erop gericht mensen uit hun isolement te halen en elkaars verborgen talenten te onderzoeken. Verder hebben we onze eigen Lim Miller in de persoon van Henk Geelen, jarenlang werkzaam voor welzijnsorganisatie Trajekt, nu met pensioen en penningmeester van Buurttheater Mariaberg. Afgelopen seizoen sprankelde dit buurtheater met de voorstelling Sjold, over mensen in armoede en schulden. Het is community theater met spelers aan de onderkant, ze zitten in de uitkering of laagbetaald flexwerk, in de schuldsanering, hebben sociale problemen, of zijn vluchteling. De voorstelling had uitverkochte zalen en schitterde door een explosie aan energie en creativiteit van de spelers. Waarop ik Henk Geelen opzocht en vroeg: kunnen de spelers niet een salaris krijgen? Of een soort basisinkomen van de gemeente?

Geelen sprong bijna van zijn stoel: ‘Een polemiek hierover zou fantastisch zijn,’ zei hij. Met veel moeite had hij een vrijwilligersvergoeding eruit gesleept. ‘Vanuit mijn werk bij Trajekt kan ik zeggen: mensen in de wijken werken hard en doen meer vrijwilligerswerk dan welvarende mensen, zeker als het gaat om sociaal vrijwilligerswerk, mantelzorg, kinderen helpen, mensen in schuldsanering bijstaan. Er zijn dus veel meer mensen die een basisinkomen zouden verdienen.’

Maak een begin. Zuid-Limburg heeft zestienduizend mensen in de bijstand. Zeker de helft van hen zal nooit een baan vinden bij de autofabriek, de schoonmaak, de verzorging of de snackfabriek, omdat ze te grote sociale problemen hebben. Maar ze hebben wel talenten. Laten we die beter benutten, met een basisinkomen.

 

 

 

Reageer

« Vorige items Volgende pagina » Volgende pagina »