In Nederland
DE ZIEL VAN LIMBURG
[De Stemming, L1, 5 april 2015]
Een voorstelling over de ziel van Limburg – zo wordt de eerste productie van de twee nieuwe artistiek leiders van Toneelgroep Maastricht, Michel Sluysmans en Servé Hermans, aangekondigd. ‘Waar het vlakke land gaat plooien’ heet-ie en het gaat over de onmogelijkheid er te gedijen: ‘Wie van Limburg is, groeit nergens weer opnieuw’.
Ach nee toch, dacht ik. Dus de eerste voorstelling van twee dertigers, zelf al vijftien jaar weg uit Limburg – de een vertrok naar Amsterdam, de ander naar Gent – gaat over het Limburgse minderwaardigheidscomplex. Gaat over de naweeën van de sluiting van de mijnen.
In de zomer gaan ze Shakespeares Othello doen, las ik in een interview. Dat gaat volgens Servé Hermans over hoe een gesloten gemeenschap als Limburg omgaat met buitenstaanders. ‘Zacht racisme’, zei hij. ‘Als iemand van buiten hier passeert, moet altijd benoemd worden dat hij anders is.’
Hebben ze onder een steen geleefd?, vroeg ik me af. Of hebben ze een tunnelvisie op Zuid-Limburg ontwikkeld: een Limburg dat vastzit in ofwel het Bourgondische sjabloon, zoals schrijfster Marente de Moor laatst zo treffend opmerkte, het keurslijf van gezelligheid, ofwel in het sjabloon van het verongelijkte, misdeelde, argwanende Limburg, het Limburg van: ze moeten altijd ons hebben, ons wordt niks gevraagd, hier wordt het toch niks.
Ik ben zelf vijfentwintig jaar weggeweest uit het Zuiden. Ik vond een ander Limburg terug, zelfbewuster, opener, ambitieuzer, veelkleuriger en vooral wereldser. In de wijk waar ik woon hoor ik naast Maastrichts dialect Engels, Duits en Frans. Ik hoor Arabisch en Chinees. Ik vertrok om de wereld in te gaan, en de wereld is naar Limburg gekomen. Ik ga naar de Turkse buurtwinkel, ik zie meisjes met hoofddoekjes bij Albert Heijn. Mijn kapster komt uit Roemenië, de winkelier ernaast uit Iran. De kapper van mijn eega is van Marokkaanse afkomst, woont in Luik en heeft een winkel in Maastricht. Hier in café Forum ontmoette ik Abbie Chalgoum, een jongen van Marokkaanse afkomst, die Jezus speelt in de Passiespelen in Tegelen.
Afgelopen week was ik bij een buurtbijeenkomst. Het was de eerste bijeenkomst waarin bewoners van oudsher en migranten met elkaar in gesprek gingen over hun wederzijdse angsten. De angst of het gezin naast je misschien radicale denkbeelden heeft. De angst of het groepje jongens op straat je gaat uitschelden, omdat je een hoofddoek draagt.
Wat me opviel was dat sommige buurtbewoners van Marokkaanse afkomst het sjabloon van verongelijktheid hebben geadopteerd: onze kinderen krijgen hier toch geen baan. Het heeft eigenlijk geen om werk te zoeken. Als je een Marokkaanse achternaam hebt, word je sowieso niet aangenomen.
Ik ging kijken naar de voorstelling over de Limburgse ziel en hield mijn hart vast. Ik werd totaal verrast. Wat een performance – want dat was het, geen toneel, maar een gig: zang, poëzie en cabaret ineen, humoristisch, wervelend, verrassend. Het was theater, helemaal gebouwd op de kracht van Limburg: de muziek.
Dat belooft wat. Mochten deze getalenteerde jongens op zoek zijn naar onderwerpen, dan weet ik er wel een: hoe zes Maastrichtenaren naar het kalifaat vertrokken, een zich opblies, een ander omkwam, en hoe men nu in Maastricht de wonden likt. Over de ziel van Limburg anno 2015.
[luister hier naar de column in de radiouitzending De Stemming]