In Nederland
LANGZAAM
[De Stemming, L1, 21 september 2014]
Ik droomde, dat ik langzaam leefde ….
langzamer dan de oudste steen.
Het was verschrikkelijk: om mij heen
schoot alles op, schokte of beefde,
Aan deze regels van Maria Vasalis moest ik denken toen ik me afgelopen week na een operatie in contemplatieve toestand bevond.
In halfsluimer lag ik na te denken over de woorden van essayist Cyrille Offermans, die een opmerkelijk voorwoord schreef in zijn pas verschenen bundel Wat er op het spel staat.
In dat voorwoord stelt Offermans dat goede literatuur een uiting van generositeit is, dat de schrijver de lezer eer bewijst door een beroep te doen op zijn hoogste intellectuele en creatieve vermogens. ‘Een ambitieuze schrijver,’ zegt Offermans, ‘heeft geen boodschap aan de lezer, hij schenkt hem iets, het beste wat hij te bieden heeft – een ‘promesse du bonheur’.’
Het ‘promesse du bonheur’ zong rond in mijn hoofd, een formulering afkomstig van de Franse schrijver Stendhal, die haar oorspronkelijk gebruikte om over de liefde te spreken.
La beauté n’est que la promesse du Bonheur, schreef hij. Schoonheid is niets anders dan de belofte van geluk.
Maar, mijmerde ik, wanneer hebben we het gevoel dat die belofte ontstaat? En als het vooral om de belofte gaat, betekent dat dan dat het geluk per definitie onbereikbaar, onvervulbaar is? En dat dat dus de crux, de essentie van schoonheid is?
Het werd me teveel, mijn hemel, ik was een zieke, gewichtloos drijvend op haar witte bed, zoals Maria Vasalis dichtte. Ik moest terug naar de aarde en greep naar het vederlichte boekje Wie zwemt is keg van dichter Leo Herberghs. Het boekje verscheen al in 1990, maar is ter gelegenheid van de 90ste verjaardag van de dichter opnieuw uitgegeven.
Als er een dichter is die de kunst van het ‘promesse du bonheur’ verstaat, is het wel Leo Herberghs. Elk woord dat hij aanraakt: knie, wolk, koe – het zijn meestal de meest elementaire woorden die hij kiest – belooft je een glimp van schoonheid.
‘Wie zwemt is keg staat in de lange traditie van het absurdisme, het werd dan ook geschreven in opdracht van de Club van Actieve Niet-Zwemmers, alweer meer dan 20 jaar geleden.
Hoe actueel, bedacht ik in mijn sluimertoestand, want wie Actief Niet-Zwemt benadert de ‘Promesse du Bonheur’. Ik sloeg het boekje open en las:
Er was eens een kind dat zwemmen wilde leren. Vader en moeder, oppassende mensen, zeer rein en kuis, brachten het naar de zwemmeester. Maar de zwemmeester was een slecht mens. Heimelijk bracht hij het kind naar buiten, ver van het zwembad, en leerde het vliegen, op vleugels die de zwemmeester zelf vervaardigd had. En toen de ouders erachter kwamen dat het kind in plaats van te zwemmen geleerd had te vliegen, joegen ze het de deur uit. Maar het kind vloog de hemel in.
[luister hier naar radiouitzending De Stemming van 21 september 2014]